164 jrg 118, 02-1975 Huwelijk en gerechtigheid

Mattheüs 19:6 – Kritisch commentaar

In “De Strijdkreet” van 7 dec. 1974 las ik een artikel van Ds. H. Bouma, dat gewijd is aan een bespreking van het vijfde, zesde en zevende gebod. Als het gaat om de praktische benadering van de problemen, die zich hierbij voordoen, kan ik veel waardering hebben voor wat Bouma schrijft. In het bijzonder vind ik zijn toelichting op het vijfde gebod heel goed. Ik kan dat helaas niet zeggen van de principiële achtergrond van zijn toelichting op het zevende gebod.

Hij besluit die bespreking namelijk als volgt:

“Wanneer man en vrouw elkaar op geen enkele wijze meer recht doen, onmogelijk zó door God “samengevoegd” kunnen zijn, zal de ontbinding van hun huwelijk uiteindelijk wellicht de gerechtigheid nog het meest dienen”.

In deze redenering vallen twee dingen op. Ten eerste de misvatting betreffende de betekenis van “samengevoegd zijn”. Ten tweede het eenzijdig en daarom onjuist gebruik van het begrip gerechtigheid.
En op deze twee scharnieren wordt de deur naar echtscheiding op een kier gezet.

Door God samengevoegd?

Een bekende uitdrukking van vroeger luidt: “Huwelijken worden in de hemel gesloten”. Men meende daarmee dat je altijd de huwelijkspartner kreeg die God je toegedacht had. In de hemel werd uitgemaakt wie-wie krijgen zou. Verbreking van het huwelijk was dus een ingaan tegen de beschikking van God. Wat God samengevoegd heeft, mag de mens niet scheiden.
Een dokter heeft in verband hiermee een spottend opgemerkt, dat God dan heel wat ongelukkige huwelijken op zijn geweten heeft. Helemaal ten onrechte is deze spot niet. De bijbel leert echter heel wat naders over het “samengevoegd” zijn.

Ik zie ds. Bouma er niet voor aan, dat hij bovenstaande ouderwetse redenering voor zijn rekening neemt. En toch is hij er kennelijk niet helemaal vrij van. Ook hij vat het “samengevoegd zijn” subjectief in plaats van objectief op. Hoe kan hij anders spreken over “onmogelijk zó door God samengevoegd kunnen zijn?” Er zijn dus blikbaar volgens hem huwelijken waar God man en vrouw heeft samengevoegd, maar er zijn er ook waar dat kennelijk niet het geval is. Voor ds. Bouma is het “samengevoegd zijn” dus niet een objectieve zaak: een verbinding man-vrouw, maar een subjectieve zaak: de samenvoeging betreft een bepaalde man en een bepaalde vrouw. Hij is echter nuchter genoeg om te zien, dat in de praktijk de huwelijkspartners lang niet altijd bij elkaar passen. Hij voelt ook wel, dat je de verantwoordelijkheid daarvoor niet op Gods rekening kan schuiven, zoals dat vroeger (en nog?) gebeurde. De oplossing voor dit vraagstuk vindt Bouma door te gaan relativeren. De kwestie of God samengevoegd heeft, wordt door hem betrekkelijk gemaakt. Er kan iets mis zijn met de samenvoeging. Als man en vrouw elkaar op geen enkele wijze meer recht doen, dan heeft God ze kennelijk niet samengevoegd. En de conclusie is dus, dat je in zo’n geval maar beter uit elkaar kunt gaan.

Wat God samengevoegd heeft….

De uitdrukking: “wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet” komen we tegen in Matth. 19. Het is een woord van de Heer Jezus, dat hij uitgesproken heeft in verband met de vraag van de farizeeën of het een man geoorloofd is zijn vrouw, om welke oorzaak dan ook, weg te zenden. De onverbreekbaarheid van de huwelijksband wordt daarmee duidelijk aangegeven. Geen enkele relativering vindt er plaats.

Jezus Christus zegt niet: “In het algemeen mag je je vrouw niet verstoten, maar als je natuurlijk helemaal niet met elkaar overweg kunt, als de gerechtigheid van beide kanten op het huwelijksstraatje tot struikelen gebracht wordt, dan is het maar beter uit elkaar te gaan”. In deze trant spreekt Bouma, maar zo spreekt de Heer niet. Slechts in één geval laat Hij ruimte, namelijk wanneer er hoererij in het spel is, dan wordt namelijk het wezenlijke van het huwelijk aangetast. Overigens is er een enkel uitzonderingsgeval. En zonder meer zegt de Heer van het huwelijk: “wat God samengevoegd heeft….”
Hoe het huwelijk is, of man en vrouw goed met elkaar kunnen opschieten of niet, doet er helemaal niets toe. Zodra twee mensen gehuwd zijn geldt: God heeft samengevoegd.

De zaak waar het om gaat is namelijk, dat het huwelijk als zodanig het samengevoegde element is. Het huwelijk is niet een uitvinding van de mens, maar een instelling van God.
De samenvoeging werkt “automatisch” op het ogenblik dat het huwelijk gesloten wordt. Wie-met-wie trouwt is daarbij niet in het geding. God voegt niet Karel en Annie samen, maar man en vrouw.
In zijn antwoord heeft Jezus Christus zich op Genesis beroepen met deze woorden:

“Hebt gij niet gelezen, dat Hij die ze gemaakt heeft, ze van het begin af gemaakt heeft man en vrouw en gezegd heeft: “Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn”.

Nadat Hij er aan toegevoegd heeft: “zodat ze niet meer twee zijn, maar één vlees”.

Laat hij de reeds aangehaalde uitspraak volgen:

“wat dan God heeft samengevoegd, scheide de mens niet….”

Hieruit blijkt duidelijk dat de samenvoeging niet slaat op speciale huwelijken, maar eenvoudig op het huwelijk in het algemeen.

De vrouw, die Gij mij gegeven hebt….

Met het bovenstaande wil ik natuurlijk niet beweren, dat een gelovige man zijn vrouw, en zij haar man niet uit de hand van de Heer ontvangt, maar daar is dan wel een voorwaarde aan verbonden. Het gaat namelijk niet buiten onze verantwoordelijkheid om.

Niemand van ons verkeert meer in de situatie van Adam, die zijn vrouw rechtstreeks uit de hand van God ontving. Hij had geen enkele keus, hij had zelfs geen ouders of familie die voor hem kozen.
In de meest letterlijke zin kon hij zeggen: “De vrouw, die Gij mij gegeven hebt”. Op deze wijze echter ontvangt niemand van ons zijn huwelijkspartner. We zijn er allemaal zelf bij. We kiezen of laten ons kiezen, we vragen of laten ons vragen. God verwacht echter van ons dat we in deze zaak afhankelijk zijn van Hem, dat we Hem ook hierin kennen in het gebed en vragen om zijn leiding. Als we werkelijk zo onze levensgezel(in) verwerven, kunnen we als man het Adam toch op onze wijze nazeggen: “de vrouw, die Gij mij gegeven hebt”, en als vrouw kunnen we onze man ontvangen als de man, die God ons heeft geschonken.

Het is echter ook mogelijk dat we hals over kop in het huwelijksbootje stappen zonder God er in te kennen. We kunnen God elke stem daarin ontzeggen, maar dan geldt nochtans van ons huwelijk, dat we als man en vrouw door God zijn samengevoegd, alleen door het feit dat we met elkaar getrouwd zijn.

En als het dan mis is….

Als blijkt dat het huwelijk strand, dan zullen we als christenen onze schuld hierin voor God hebben te belijden. Dan zal zowel de man als de vrouw zichzelf danig onder handen moeten nemen. Herderlijke zorg zal nodig zijn. Bergen moeilijkheden zullen overwonnen moeten worden, waarvan het “ik” in de regel de hoogste berg is.
Nooit echter mogen we ons aan de gevolgen van onze eigen wil ontrekken door het huwelijk dan maar te laten ontbinden.

Integendeel, we hebben de voorschriften ter harte te nemen die God aan man en vrouw gegeven heeft. Deze voorschriften zijn bindend. Er staat niet: “Het zou wel leuk zijn als de man zijn vrouw liefheeft” en evenmin: “het bevordert de sfeer in het huwelijk als de vrouw haar man onderdanig is”. Nee, deze voorschriften komen als een gebod van de Heer tot ons. Van Hem, die Zelf het grootste voorbeeld van liefde, opofferende liefde, gegeven heeft en die anderzijds ook het volmaakte voorbeeld van onderworpenheid is geworden.

De weg die Bouma wijst, zal hij niet direct in alle gevallen aanbevelen. Ik beschuldig hem niet dat hij de deur naar de echtscheiding wagenwijd opengooit, maar hij zet hem wel op een kier en die is volgens de Schrift al te groot. En zullen sommige lezers van zijn artikel in bepaalde gevallen niet bereid zijn om de deur een flinke zet te geven?

Gerechtigheid

Bouma voert nog een tweede argument aan voor de ontbinding van een huwelijk, waarin de partners elkaar op geen enkele manier recht doen. Hij drukt zich wel zeer voorzichtig uit, maar oppert toch de mogelijkheid, dat soms de gerechtigheid meer gediend is met de ontbinding dan met de instandhouding van het huwelijk.

In de vernieuwingstheologie wordt tegenwoordig gesold met het begrip gerechtigheid. Daarbij wordt dan gerechtigheid en zelfstandig begrip, waarbij de verhouding tot God steeds meer op de achtergrond en de verhouding tot de naaste steeds meer op de voorgrond komt.
Wat is gerechtigheid in het praktische leven? Is dat alleen maar “elkaar recht doen”, of is dat allereerst doen wat recht is voor God?

Nu is het ongetwijfeld Gods wil dat in het huwelijk de liefde floreert, dat de huwelijkspartners elkaars waarde erkennen en die tot zijn recht laten komen. Maar evenzeer is het recht voor God dat het huwelijk niet ontbonden wordt.

Nooit mogen we het onrecht, dat wee elkaar in het huwelijk aandoen, afwegen tegen een ander onrecht: het verbreken van de huwelijksband, en dan het andere de doorslag laten geven. Dit is de Schriftuurlijke oplossing niet! Het de weg van de minste weerstand. Gelovigen zullen de moeilijkheden, met handhaving van de huwelijksband, in Gods kracht en met zijn hulp moeten oplossen, want het schriftwoord is niet veranderd: “Wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet”!

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies