Eer de haan kraait
(Mattheüs 26:69-75)
Onder de discipelen van Jezus Christus was Petrus altijd haantje de voorste. Met veel ophef had hij beweerd zijn Meester nooit in de steek te laten. Maar met de rest van de leerlingen was hij uit de hof van Gethsemané gevlucht toen zijn Heer gevangen genomen werd.
Tot zijn eer moet gezegd, dat hij daarna de stoet was gevolgd en stiekem de tuin van de hogepriester was binnengeglipt om te zien wat er verder zou gebeuren. Daar zat hij bij de dienstknechten, en hij meende er vrijblijvend te kunnen zitten, maar daarin vergiste hij zich. Een slavin krijgt hem in de gaten en herkent hem. ‘Ook gij waart bij Jezus de Galilieeër’, zegt ze.
Petrus beweert dat hij niet snapt hoe ze erbij komt. Maar even later oppert een ander dezelfde gedachte, en dan begint Petrus met dure woorden te ontkennen dat Hij bij de Heer Jezus hoort. Een derde keer ontkent hij het zelfs met vloek en eedzwering.
Tja. Dat deed Petrus… Kon hij zo zijn Meester verloochenen? Had hij Hem dan niet oprecht lief? Jawel, maar Petrus meende sterk te zijn in zichzelf. Petrus kende de macht van het kwaad, dat leefde in zijn hart, nog niet.
Petrus moest goed leren dat hij niet met Christus kon sterven, maar dat het nodig was dat Christus voor hem stierf. Gelukkig heeft Petrus dat geleerd. Na zijn verloochening loopt hij de hof uit en weent bitter. Daar klapt hij in elkaar. Weg is alle zelfvertrouwen, alle zelfverzekerdheid. Petrus ziet zichzelf in al zijn zwakheid en zondigheid. En omdat hij tot die erkenning komt, is er redding, is er herstel voor hem.
Misschien denkt u beter te zijn dan Petrus. Misschien denkt u, dat u nooit uw beste vriend in de steek zult laten. Als u die overtuiging is toegedaan, staat u juist met Petrus gelijk. Dan kent u net als hij, vóór zijn verloochening, uzelf nog niet.
Dan hebt u ook de noodzaak van bekering en berouw nog nooit ingezien. En juist deze geschiedenis van Petrus wil God gebruiken om u te laten zien wie we zijn in onszelf. Juist daardoor wil God u er toe brengen uw zonden te erkennen en uw slechtheid. Juist daardoor roept God u op met bitter berouw het offer dat Christus op het kruis voor u bracht, in het geloof te aanvaarden.