Daniël
Van de vorige artikelen over dit onderwerp wil ik drie dingen in de herinnering brengen:
- De profetie van de zeventig weken gaai over hei volk Israël en over de stad Jeruzalem en per se niet over de Kerk of gemeente.
- Onder “weken”, letterlijk “zevens”, hebben we zeventallen van jaren of wel jaarweken te verstaan.
- Tegenover het tijdelijke en gedeeltelijke herstel, dat op de zeventigjarige ballingschap volgde, spreekt de profetie van de zeventig weken over het finale en volkomen herstel van Israël.
Nog steeds niet aangebroken…
Het finale en volkomen herstel van Israël is nog steeds niet aangebroken. Nooit in het verleden heeft er in Israëls geschiedenis iets plaatsgevonden, dat volledig beantwoordt aan de zes kenmerken van Dan. 9:24. En ook in onze dagen valt er in het Midden-Oosten nog niets op te merken dat de vervulling is van dit belangrijke vers. De zes kenmerkende voorzeggingen van vers 24 luiden namelijk:
a. de overtreding zal voleindigd (of afgesloten) worden,
b. de zonde zal voleindigd (of afgesloten) worden,
c. de ongerechtigheid zal verzoend worden,
d. een eeuwige gerechtigheid zal aangebracht worden,
e. het gezicht en de profeet zal bezegeld worden,
f. de zalving van iets allerheiligst (of van een heiligheid der heiligheden) zal plaatsvinden.
Hoe moeilijk bepaalde onderdelen van deze profetie ook zijn te verklaren, het is duidelijk dat hier gesproken wordt van een beëindiging van Israëls afdwaling en van verzoening van het volk met zijn God, waarbij de gezichten en profetieën betreffende Israël hun vervulling vinden. Iets dergelijks heeft in het verleden niet plaatsgevonden en valt in de periode na 1948 ook niet op te merken.
Maar het kruis dan?
Men wil deze voorzeggingen wel op het kruis van Christus betrekken en in het heil, dat toen werd aangebracht, de vervulling ervan zien, maar dat kan onmogelijk. Toen werd namelijk de overtreding van Israël niet voleindigd en om Israël en Jeruzalem gaat het immers in deze profetie. Die overtreding was niet voleindigd en de zonde was niet afgesloten bij de terugkeer uit Babel. Beide feiten zijn evenmin na de kruisiging van Christus werkelijkheid geworden. Integendeel, op Israël rust nog steeds de vloek van de wet en door te volharden in ongeloof aangaande Christus voegt het nog steeds nieuwe schuld aan de oude toe.
Wel is door het kruis de grondslag voor Israëls verzoening gelegd, maar daarmee is toen aan de overtreding van het volk geen einde gekomen. Dit zal pas gebeuren als het deksel van Israëls gelaat wordt weggenomen en het volk zich tot God en Christus bekeert. Dan zal recht en gerechtigheid in Israël gaan heersen. Dan zullen de heilsprofetieën en de gezichten betreffende een glorierijke toekomst in vervulling gaan.
Uitdelging van de overtredingen
Op verschillende plaatsen in de profetie wordt over dit glorierijke herstel van Israël gesproken. Dan worden, zij het soms met andere bewoordingen, dezelfde kenmerken vermeld, die Daniël hier noemt.
Op enkele daarvan wil ik graag de aandacht vestigen. Zo spreekt de Heer bij monde van Jesaja:
“Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jes. 43:25).
En Jeremia zegt:
“Uw ongerechtigheid, o dochter van Sion, heeft een einde. Hij zal u niet meer in ballingschap doen gaan” (Klg. 4:22).
Dit laatste wordt door Zacharia als volgt gezegd:
“Ik zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen” (Zach. 3:9b).
Dezelfde profeet drukt zich in hoofdstuk 13:1 hierover zó uit:
“Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging”.
Bij de verlossing van Israël zal recht en gerechtigheid zegevieren. Op meer dan één plaats legt Jesaja daarop de nadruk. Zo bijvoorbeeld in hfdst. 1 :27:
“Sion zal door recht verlost worden, en wie daaruit zich bekeren door gerechtigheid”.
in hfdst. 9:6:
“Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid van nu aan tot in eeuwigheid.”
in hfdst. 16:5:
“en in getrouwheid zal daarop in Davids tent zetelen een, die richt en recht zoekt en die zich haast gerechtigheid te oefenen”.
en in hfdst. 32 :1 :
“Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht.”
Het goede woord in vervulling
Toen Israël het land Kanaän in bezit nam, gingen daarmee de beloften in vervulling, die God aan het volk en aan hun vaderen gegeven had. In het boek Jozua wordt dat met de volgende woorden aangegeven:
“Zo heeft de Here aan Israël het gehele land gegeven, dat Hij gezworen had hun vaderen te zullen geven; zij namen het in bezit en gingen er wonen. En de Here gaf hun aan alle zijden rust, geheel zoals Hij hun vaderen gezworen had; niet één van al hun vijanden heeft voor hen kunnen standhouden; al hun vijanden gaf de Here in hun macht. Niet één van alle goede beloften, die de Here aan het huis van Israël had toegezegd, is onvervuld gebleven; alles is uitgekomen” (Jozua 21:43-45).
Israël is echter ontrouw geweest, maar dat verhinderde niet, dat God nog vele beloften aan de reeds vervulde heeft toegevoegd. Terwille van zijn naam en terwille van de vaderen zal God ook die beloften in vervulling doen gaan. Die vervulling staat vast en wordt door Jeremia als volgt aangekondigd:
“Zie de dagen komen luidt het woord des Heren, dat Ik het goede woord in vervulling zal doen gaan, dat Ik over het huis van Israël en het huis van Juda gesproken heb. In die dagen en te dien tijde zal ik aan David een spruit der gerechtigheid doen ontspruiten die naar recht en gerechtigheid in het land zal handelen. In die dagen zal Juda verlost worden en Jeruzalem veilig wonen, en zo zal men het noemen: De Here onze gerechtigheid” (Jer. 33:14-16).
Om iets allerheiligst te zalven
Alle voornoemde teksten wijzen heen naar de eindtijd, als Jezus Christus zal verschijnen als de Mensenzoon om Israël te verlossen en zijn koninkrijk op te richten. Dan zal ook de tempeldienst weer worden hersteld, naar de voorschriften, die in Ezech. 40 t/m 48 staan vermeld. Hierop slaat het “Iets allerheiligst zalven” van Dan. 9:24, Sommigen denken daarbij aan het zalven van de Messias [1]. Dit is echter niet waarschijnlijk. De term “allerheiligst” treffen we heel wat keren aan in de boeken Exodus, Leviticus en Numeri. Steeds in betrekking tot de voorwerpen die gebruikt worden voor de tabernakel. In Ezechiël 42:13, 44:13 komt deze uitdrukking voor bij de beschrijving van de nieuwe tempel. Overigens is dit geen punt van belang wat betreft het eigenlijke doel van de profetie van de zeventig weken. Het gaat om de aankondiging van een volkomen en finaal herstel voor volk en stad. Dat daarbij koningschap en priesterdienst zullen worden hersteld, tonen diverse profetieën ons, het zalven van iets allerheiligst kan dus op beiden betrekking hebben. Uit het voorgaande is dus duidelijk dat de zeventig weken uitlopen op de verschijning van Jezus Christus als de Messias voor zijn volk. Eerst dan gaat Dan. 9:24 in vervulling.
Nadat we het eindpunt van de zeventig weken hebben bepaald, zullen we ons in een volgend artikel, zo de Heer wil, bezig houden met het beginpunt, om vervolgens het verloop van de weken na te gaan.
[1] Op pagina 70 van deze jaargang (zie maartnummer) heb ik dat ook zo gesteld, maar ik heb in dezen mijn mening moeten corrigeren.