Betreft: 2 Ko 2: 2-9
Vraag:
Gaat het in deze verzen om één persoon of om meerderen die in het enkelvoud worden aangesproken
Antwoord:
‘Hij die door mij bedroefd werd’ wordt volgens sommigen als een aanduiding voor alle Korinthiërs gebruikt. Het is een algemene stelregel dat als iemand bedroefd is geworden doordat hij een ander een vermaning moet geven, deze droefheid alleen weg kan worden genomen door degene die de vermaning gekregen heeft. De persoon die een vermaning heeft gekregen kan de bedroefdheid van de ander wegnemen door de vermaning ter harte te nemen.
Anderen nemen de uitdrukking niet algemeen en menen dat met ‘hij die door mij bedroefd werd’ een bepaalde persoon bedoeld wordt. Vaak denk men daarbij aan de persoon die genoemd is in 1 Ko 5.
Daar is echter nogal wat tegenin tebrengen daarom zijn er die denken dat het om iemand gaat die de apostel op de een of andere manier, kwalijk bejegend -en dus daarmee bedroefd- heeft. Hoe dat ook zij, in vers 5 wordt in ieder geval op een bepaald persoon gedoeld.
Het is heel goed mogelijk dat beide uitleggingen samenvallen. In vers 2 geeft Paulus dan het algemeen geldend beginsel aan (hierboven uitgelegd), in vers 5 past hij dat toe op een bepaald persoon. Desnoods zou men vers 5 ook nog algemeen kunnen opvatten, maar met vers 6 kan dat beslist niet. Hier stelt Paulus namelijk ‘iemand’ tegenover ‘de velen’. Bovendien wordt er gesproken over ‘deze straf’ en dat kun je moeilijk op een groep mensen laten slaan. Verder spreken de verzen 7 en 8 over ‘hij’ en ‘hem’ op een wijze die niet is op te vatten als een algemeen geldende uitspraak.