Betreft: 2 Ko 11:7
Vraag:
Welk verwijt maakt de apostel de Korintiërs?
Hoe kan hij de valse leraars apostelen noemen?
Antwoord:
Da apostel verwijt de gelovigen te Korinthe, dat ze ‘aanzien wat voor ogen is’. Ze gaan op het uiterlijk af. Als iemand maar goed kon spreken en een geweldige manier van optreden had dan vonden ze dat fantastisch en waren ze helemaal in de ban van zo iemand. En zo liepen ze mensen achterna die valse leraars waren.
Paulus noemt ze ironisch ‘die onvergelijkelijke apostelen’. Ze noemden zichzelf namelijk wel apostelen en de Korintiërs aanvaarden ze ook als zodanig.
In hoofdstuk 11:13 laat Paulus er echter geen twijfel over bestaan hoe hij over ze denkt. Hij noemt ze daar ‘schijn-apostelen’ en ‘bedrieglijke arbeiders’. Ze doen zich als apostelen voor, maar zijn dat in werkelijkheid niet, helaas.