2 Corinthiers 12:07 Was de doorn in het vlees een lichamelijk lijden?

Betreft: 2 Ko 12:7-9

Vraag:

Was de doorn in het vlees een lichamelijk lijden of een zinnelijke of zondige begeerte?

Antwoord:

Die laatste gedachte moeten we zonder meer afwijzen, hoewel we er niet direkt een vers of een tekst voor hebben. Het is namelijk onaannemelijk dat God satan zou toestaan op die manier de apostel lastig te vallen. We hebben de opdracht om de dingen te bedenken die boven zijn en zou God Paulus in moeilijkheden brengen om dit te kunnen doen?! Uit heel het leven van de apostel blijkt trouwens hoe Godgewijd hij heeft geleefd en hoe heel zijn hart altijd naar de dingen van God uitging.

We zullen dan ook aan een lichamelijk lijden moeten denken, dat door een engel van satan werd veroorzaakt (zie voor dit laatste: Jb 1 en 2 en Lk 13:16). Dat het een pijnlijk iets geweest is laat zich afleiden uit de woorden ‘om mij met vuisten te slaan’.
Er is veel voor de gedachte te zeggen, dat het hier om een oogkwaal van de apostel ging. Daarvoor pleit:

  • dat Paulus in Gl 4:15 schrijft, dat de Galaten zo mogelijk hun ogen uitgerukt en ze hem gegeven zouden hebben. Dan is het aannemelijk dat er iets met zijn ogen mis was, want dit is niet een staande uitdrukking.
    N.B. Als de verzoeking waarover de apostel in Gl 4:14 spreekt ziet op dezelfde ‘doorn in het vlees’: dat volgt uit dat vers nog eens te meer dat het om een lichamelijke kwaal ging.
  • dat Paulus slechts hoogst zelden zelf schreef. Hij liet dat bijna altijd door anderen doen. En toen hij een keer zelf schreef, maakte hij volgens de nieuwe vertaling van het NBG zijn verontschuldiging voor de grote letters die hij op papier zette (Gl 6:11). De Statenvertaling heeft daar de uitroep ‘hoe grote brief’ staan. Het woord voor ‘letter’ en voor ‘brief’ is namelijk gelijk. Dat kan er op zien, dat het schrijven hem veel inspanning gekost heeft, want zo groot is de brief aan de Galaten nu ook weer niet. En dat kan weer veroorzaakt zijn door een oogkwaal.
  • dat Paulus toen hij voor de Hoge Raad te Jeruzalem stond de hogepriester niet herkende.
    Met zekerheid valt er niets te zeggen en we moeten er ons tevreden mee stellen dat God het niet nodig geacht heeft ons hierover nader in te lichten.

In Gl 4:14 gaat het om een verzoeking die er voor anderen in zijn vlees of in zijn lichamelijke toestand was gelegen. Welnu, dat kan ook slaan op een lichamelijke kwaal, die de apostel er niet aangenaam doet uitzien en waardoor ze hem zouden kunnen verachten. Letterlijk staat er echter nergens dat de apostel een oogkwaal had. We kunnen slechts een poging tot verklaring wagen.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies