Betreft: 2Kr 33: 3
Vraag:
a) Bestaan er meer Baäls
b) Wat moeten we verstaan onder het gehele heir des hemels?
Antwoord:
a) Het woord Baäl is oorspronkelijk geen eigennaam, maar een titel die ‘heer’ of ‘eigenaar’ betekent. In het Hebreeuws komt het o.a. voor in Ex.22: 8 als ‘heer des huizes’ en in Ex 21: 28 als ‘heer of eigenaar van de os’. Als naam van een godheid wordt die godheid dan gezien als heer van een land, volk of stad.
Onder de heidenen werd ‘Baäl’ tenslotte de naam van de Kanaänitische afgod. Die ene Baäl werd onder verschillende vormen van eredienst in de diverse plaatsen vereerd en tenslotte werd elk van die Baäls als een afzonderlijke god gezien.
We komen in de Bijbel dan ook de naam ‘Baäl-Peor’ tegen. Dat is de Baal van de berg Peor waar hij zijn heiligdom had. Ook is er sprake van Baäl-Berith, de Baal van het verbond, en Baäl-Zebub, d.w.z. de vliegengod, die in Ekron vereerd werd.
Baäl heet in het Aramees Beël en in het Babylonisch ‘Bel’. Waarschijnlijk is ‘Moloch’ dat afgeleid is van ‘melek'(=koning) een andere naam voor Baäl. (zie Jr.32: 35)
b) Onder het heir des hemels moeten we de hemellichamen, de sterren, verstaan. Deze hemellichamen werden door de heidenen als goden vereerd. Zo is ‘Ra’ de zanggod van de Egyptenaren.
Vroeger schreef men ‘heir’ als men ‘heer’ of ‘leger’ bedoelde. Men vond twee dezelfde klinkers achter elkaar lelijk staan en verving de tweede klinker door een i. We kennen dat nog in requisitoir, dat als ‘rekwisitoor’ moet worden uitgesproken.