Betreft: 2 Tm 2: 12
Vraag:
Betekent het feit dat God getrouw blijft, dat Hij onze ontrouw ons niet in rekening brengt?
Antwoord:
Velen vatten de tekst zo op, maar het is niet erg aannemelijk dat dat bedoeld zou zijn. Voor het verband geven we een verklaring van alle onderdelen van vers 11 en 12 om duidelijk te maken wat de bedoeling is.
Als wij verdragen, zullen wij ook met Hem regeren. Nú is het nog niet de tijd om te regeren. De Korintiërs meenden dat de tijd al was aangebroken om op hun lauweren te rusten; wel. zegt de apostel ironisch tegen hen, jullie zijn wat te vroeg! Nú is het daar nog niet de tijd voor.
Wás het maar zover, Korintiërs, dan zouden wij met jullie regeren! – maar wij, apostelen, ervaren aan den lijve dat we nu nog moeten verdragen (zie 1 Ko 4: 8-13). Christus is nu nog de Verworpene; welnu, dan zijn wij in die verwerping met Hem verbonden. Hij kan nu nog niet regeren – welnu, dan wij evenmin. Verdragen, lijden, volharden, dát is vandaag de boodschap.
Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen. Als wij dat lijden met Hem echter niet willen, als wij Hem de rug toekeren, zal Hij ons ook verloochenen (vgl. Mt 10: 33; Lk 12: 9).
Iemand zal misschien zeggen: maar Petrus dan? Heeft Petrus zijn Heer niet verloochend? En heeft de Heer hem niet tóch weer opgezocht en hersteld? Dat is waar, maar daar gaat het hier niet om. Hier worden we gewezen op de wet van zaaien en maaien (Gl 6: 7,8). Hier gaat het om ‘de rechte wegen van de Heer’ (Hs 14: 10; Hd 13: 10). Als wij Hém verloochenen, moeten we erop rekenen dat Hij ons verloochent; dat is een logisch gevolg.
Zeker, Gods genade kan ons weer opzoeken. maar dat is dan ook inderdáád pure genade – die genade mogen we niet van tevoren incalculeren als we besluiten Hem te verloochenen (Rm 6: 1). De rechte wegen van de Heer worden misschien nergens zo duidelijk gesymboliseerd als in de raderen die Ezechiël zag in de heerlijkheid van Jahweh: ‘zij keerden zich niet om als zij gingen’ (Ez 1: 9,12,17; 9: 11). Recht toe recht aan verliet Jahweh zijn tempel. En toch kéért Hij daar straks terug (zie Ez 40-48)-maar dat is pure genade, zoals het pure genade van de Heer Jezus was dat Hij Petrus weer opzocht.
Als wij ontrouw zijn – Hij blijft trouw, want Zichzelf kan Hij niet verloochenen. In eerste instantie is dit een waarschuwing. Gods weg is recht. Hij gaat niet met ons mee op een verkeerde weg! Zie het kommentaar bij de vorige regel.
Aan de andere kant is het belangrijk dat Hij trouw blijft: wij kunnen zijn weg wel verlaten, maar Hij verlaat zijn weg nooit. Wij weten dus altijd waar Hij te vinden is; we moeten dan terug naar het punt waar wij van zijn weg zijn afgeweken.
Zo ligt er toch troost in deze woorden. Ondanks de algemene ontrouw is er één die altijd trouw blijft: Trouw vindt men niet bij allen, maar wél trouw is de Heer (zie 2 Th 3: 3) Gods trouw is een geweldige bemoediging (1 Th 5: 24; 2 Th 3: 3; 1 Ko 1: 9; 10: 13; 2 Ko 1: 18; Hb 10: 23), maar houdt ook een waarschuwing in: God kan met onze ontrouw niet meegaan, maar moet ons dan tuchtigen om ons terug te brengen van een verkeerde weg.
God kan Zichzelf niet verloochenen. Hij is de ‘Ik ben die Ik ben’ (Ex 3: 14). Vgl. Nm 23;19; Jr 10: 10 St. Vert.
Het is hier een soortgelijke uitdrukking als ‘God, die niet liegen kan’ (Tt 1: 2). God geeft zijn heerlijkheid niet prijs (Js 42: 7,8). Als wij in de donkere tijden van verval in de christenheid al geneigd zijn om zijn heerlijkheid prijs te geven – Hij doet dat nooit. Hij kán dat niet; het strijd met heel zijn wezen.