Betreft: 2 Tm 3 6-8
Vraag:
Slaan de woorden ‘die met zonden beladen zijn… zonder ooit tot erkentenis der waarheid te kunnen komen’ op de ‘vrouwtjes’ of op ‘zij die zich in de huizen indringen’, dus op de dwaalleraars? Hoe kun je weten waarop die woorden terugslaan?
Antwoord:
In het Nederlands is het niet zo heel duidelijk waarop de betreffende woorden terugslaan. Dit moeten echter de vrouwtjes zijn. Hiervoor kunnen drie argumenten aangevoerd worden:
- In het algemeen slaat een bijzin terug op datgene wat het laatst genoemd is,
- Het woord vrouwtjes geeft al aan, dat het niet zulke voorname dames zijn. Dit wordt dan nader verklaard met de woorden: ‘die met zonden beladen zijn en door menigerlei begeerten gedreven worden’ , enz.
- Het woord ‘leren’ in de tweede bijzin is niet iets leren in de zin van onderwijs geven, maar leren van onderwijs dat men ontvangt. Welnu, het zijn de vrouwtjes die leren wat de verleiders hen voorhouden.
In het Nederlands kan ‘leren’ twee betekenissen hebben in andere talen, en dat geldt ook voor het Grieks, heeft men voor ‘leren’ in de zin van les geven een ander woord dan voor ‘leren’ in de zin van een les in je opnemen.
Dit laatste argument is ontleend aan de grondtekst en die grondtekst is op een andere manier bepaald beslissend. De Griekse tekst luidt letterlijk vertaald als volgt: ‘van dezen want zijn er kruipend in huizen en gevangennemend vrouwtjes beladen met zonden geleid begeerten door verschillende altijd lerend en nooit tot een volle kennis van waarheid te komen in staat zijnde .’ De cursief gedrukte woorden staan in het Grieks in het onzijdig meervoud en moeten daarom terugslaan op vrouwtjes.
Een Nederlands voorbeeldje kan dit een beetje illustreren. Neem deze zin: ‘De man, die het huis binnenging en het meisje verleidde, dat met zonden beladen was en dat door allerlei begeerten gedreven werd’. De uitdrukkingen ‘met zonden beladen’ en ‘door allerlei begeerten gedreven’ kunnen in deze Nederlandse zin niet slaan op de man want dan had er ‘die’ moeten staan en niet ‘dat’. In het Grieks staat er niet een betrekkelijk voornaamwoord ‘die’ of ‘dat’, maar daar kun je het aan de vorm van het werkwoord zien.