In ‘eigenaardigheden’ nr. 19 had ik het over rokende broeders en het feit dat br. H.C. Voorhoeve de peukjes die de broeders op de richel in de hal hadden gelegd met zijn wandelstok naar beneden ‘keilde’. Ik laat nu een variant op dat verhaal volgen.
In de vergadering in Amersfoort waren in mijn jeugdjaren een flink aantal rokende broeders. Ook zij staken onderweg naar de samenkomst een sigaar op en legden eveneens de peuk ervan in het halletje van het lokaal op een vrij brede richel.
Als jongens haalden wij dan een kwajongensstreek uit. We smeten de peuken niet op de grond zoals br. HCV deed, maar wij verwisselden de peuken op de richel en hadden inwendig de grootste lol als we dachten aan het moment dat de broeders het lokaal zouden verlaten en hun peuk weer zouden opzoeken. Die lol werd nog versterkt door het feit dat er ook een paar ‘pruimende’ broeders waren die hun nog niet uitgekauwde pruim tussen de peuken op de richel deponeerden. Die pruimen verwisselden wij namelijk ook.
Pruim smakelijk, broeders!