Mij bereikte de vraag of ik ook een brochure wist die handelde over het onderwerp “ Jezus Christus in het Oude Testament”. Een dergelijke brochure bezat ik niet en ik kon er ook geen artikelen over vinden in bepaalde bijbelstudielektuur. Dit bracht me op het (eigenwijze) idee er dan zelf iets over op te stellen. Ik ben toen “in de pen geklommen” zeiden we vroeger, nu zou ik zeggen “ik heb mijn computer bestegen” en ben aan de slag gegaan. Onderwijl heb ik met de zoekmachine Google ontdekt dat er wel degelijk lektuur over dit onderwerp bestaat.
Twee soorten aanduidingen
Bij dit onderwerp moeten we al direkt twee dingen onderscheiden. Er zijn namelijk:
a) directe heenwijzingen. Daarin wordt niet de naam Jezus Christus genoemd, want de naam ‘Jezus’ vinden we eerst in het Nieuwe Testament, maar toch vinden we een duidelijke aanwijzing dat het gaat om de Christus, de Messias van de Joden. We spreken dan van messiaanse aanwijzingen;
b) indirecte heenwijzingen waaruit we – vaak met behulp van het Nieuwe Testament – kunnen afleiden dat hier op de Christus gedoeld wordt. We spreken dan van typologische heenwijzingen. Deze laatste komen veel meer voor dan de eerste. Beide aanwijzingen wijzen naar Hem die gezegd heeft:
“Gij onderzoekt de Schriften ….die zijn het die van Mij getuigen.”
Wat is typologie
Punt b vereist een nadere toelichting want wat verstaan we onder “typologie”. Ik zou daar de volgende omschrijving van willen geven:
Onder typologie verstaan we de leer dat allerlei zaken uit het Oude Testament behalve een direkte ook een zinnebeeldige betekenis hebben. We zouden het ook de leer van de schaduwbeelden kunnen noemen.
Sommige van deze schaduwbeelden kennen we omdat het Nieuwe Testament er licht op werpt. In deze artikelen op de website wil ik het Oude Testament in zijn geheel doorlopen en steeds van de aanduidingen a) en b) voorbeelden geven
Genesis 1:1-3
In dit gedeelte wordt onthuld dat God in het begin de hemel en de aarde schiep. Er wordt vermeld dat de Geest van God over de wateren zweefde en in vers 3 wordt gezegd dat God sprak, want er staat:
“En God zei: Er zij licht”.
In feite kunnen we in die paar woorden twee aanwijzingen onderscheiden. Dit is namelijk de eerste keer dat God sprak. Nu weten we uit Jh 1:3 dat alle dingen geschapen zijn door ‘het Woord’ en daarmee wordt gedoeld op Jezus Christus. We kunnen dus zeggen dat met ‘zei’ al heengewezen wordt naar Christus.
Duidelijker is de tweede heenwijzing. Die zit verscholen in het feit dat God het licht schiep. Welnu deze tekst wordt in het Nieuwe Testament aangehaald met een verklaring er bij. De schriftplaats luidt:
“Want God die gezegd heeft:’Uit duisternis zal licht schijnen’ Die heeft geschenen in onze harten tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus’ (2 Ko 4:6).
Zon en maan
We blijven nog even bij Gn 1 want in vers 16 wordt gesproken over de schepping van zon en maan. Hoewel die namen nog niet worden gebruikt is het duidelijk dat met het grootste licht de zon is bedoeld en met het kleinere licht de maan. Welnu in Ml 4:2 is sprake van de ‘zon van de gerechtigheid’ en in het licht van Op 1:16 is er reden om hier te denken aan de Heer Jezus, die op andere plaatsen ‘de morgenster’ genoemd wordt (Op 2:28;22:16; 2 Pt 1:19)
De schepping van de man
Dit eerste artikeltje wil ik besluiten met te wijzen op Gn. 2:7 waar we de schepping van de man beschreven vinden. Deze wordt eerst aangeduid als ‘de mens’ en later wordt de naam ‘Adam’ gebruikt (Gn 4:25). Welnu, Adam is een voorbeeld of type van Jezus Christus. We vinden dat duidelijk aangegeven in Rm 5:14 waar Adam een voorbeeld genoemd wordt van Hem die zou komen. Die laatste woorden slaan onmiskenbaar op Jezus Christus. Bovendien is er de verwijzing 1 Ko 15:45-47 waar met elkaar vergeleken worden: de eerste mens ‘Adam’ met ‘de laatste Adam’ en ‘de eerste mens’ met ’de tweede mens’.
Zo zien we in het begin van de Bijbel al heenwijzingen naar Jezus Christus onze Heiland