OPEN BRIEF van J.G. Fijnvandraat aan hen die ‘ons’ verlieten (uitgebreidere versie). Deze brief is medebedoeld voor alle belangstellenden.
Geliefde broeder, zuster,
Vanwege bepaalde omstandigheden in ons midden heeft u gemeend de plaats te moeten verlaten, waarvan u tot voor enige tijd overtuigd was dat de Heer daar in het midden van de vergaderde gelovigen was. Dat is verdrietig voor u en ook voor hen die u hebt verlaten. Het heeft te maken met de verwarring die in ons midden is ontstaan. Een verwarring waaraan we (van welk gezichtspunt je het ook bekijkt) allen (ieder op zijn wijze) schuld dragen en die we voor God moeten belijden.
Zo’n stap als het verlaten van ‘de vergadering’ doe je natuurlijk niet zo maar. U zult die ernstig overwogen hebben. Bent u er nu echt van overtuigd, dat de Heer niet meer aanwezig kan zijn te midden van de broeders en zusters met wie u gedurende langere of kortere tijd samenkwam? Als dat niet zo is, zou u toch niet weggegaan zijn?
Nu hebben broeders ons in het verleden altijd voorgehouden dat de Heer ontzaglijk veel lankmoedigheid gehad heeft met zijn volk Israël. God woonde te midden van dat volk en pas het boek Ezechiël toont ons dat Hij zijn heerlijkheid aan Jeruzalem onttrekt. En dan gaat dat niet in één keer, maar geleidelijk (zie Ezech. 8:4; 10:4, 18,19; 11:22,23). Blijkens hst. 8:5-18 is er dan ook heel wat aan de hand in Juda, namelijk pure afgoderij!
De les die we hieruit kunnen leren is, dat wij wel heel voorzichtig moeten zijn met onze beoordeling van de vergadering waar we ons bevinden of van vergaderingen in andere plaatsen. Mag ik u vragen of u deze les uit Ezechiël wel hebt laten meespelen bij uw overweging om weg te gaan?
Zoals bekend hebben wij geen uitgewerkte geloofsbelijdenis en kerkorde. ‘Gelukkig maar’, zei een broeder me nog onlangs en ik ben dat met hem eens. Bij ieder verschil van gedachte over een detailpunt zouden we elkaar dan beschuldigen van afwijken van de belijdenis en zou er een scheuring dreigen.
Daartegenover stellen wij, dat we ons willen baseren op de Schrift. De Schrift leert ons dat we in bepaalde zaken elkaar de ruimte moeten gunnen, zoals bijvoorbeeld wat de kwestie van het vlees eten betreft. Er zijn namelijk zaken waarin ieder voor zijn eigen geweten moet uitmaken wat hij doet en wat hij laat. Anderzijds zijn er echter fundamentele punten waarover we het met elkaar eens moeten zijn om eenzelfde weg te kunnen bewandelen. De grote vraag is nu: wat is werkelijk fundamenteel en wat niet. Of anders gezegd: wat zijn breekpunten voor de onderlinge gemeenschap?
Maar ook dat is nooit als standaard geformuleerd. In de praktijk zien we dan ook dat voor de een het breekpunt ergens anders ligt dan voor de ander. Om maar iets te noemen: sommige broeders en zusters vinden dat het openlijk erkennen van oudsten gelijk staat met het aanstellen van oudsten en zij achten dat een breekpunt. Voor anderen is het gebruik van een muziekinstrument in de samenkomst onaanvaardbaar. Gelukkig echter, is er toch een vrij grote overeenstemming wat diverse kernpunten betreft. Die kernpunten kunt u afleiden uit een aantal vragen, die ik u gecombineerd met een kort commentaar ter bezinning wil voorhouden. Ze zijn pittig geformuleerd, maar ik wil echt niet scherp zijn, neemt u dat alstublieft van mij aan.
Ontvangen aan de Tafel van de Heer
1) Worden er in ons midden w e l b e w u s t ongelovigen toegelaten tot de avondmaalsviering? Mij is daarvan niets bekend. Er mag eens iemand op grond van een valse belijdenis binnengeslopen zijn, maar dat gebeurde in de dagen van de apostelen ook, zoals blijkt uit de Schrift (vgl. 1 Joh.2:19). Op zichzelf kan dat nooit een reden zijn om weg te gaan, tenzij een vergadering weigert met zulke mensen naar de Schrift te handelen als hun huichelarij openbaar geworden is.
2) Worden bozen in leer of wandel (zie 2Joh.:10 en 1 Kor.5:11-13) ontvangen aan de Tafel van de Heer? Ook daarvan is mij niets bekend.
3) Worden christenen toegelaten tot de broodbreking die omgang hebben met de onder 2 bedoelde bozen, waardoor ze gemeenschap hebben met de zonden van zulke personen Ik ken daarvan geen voorbeeld. Wel weet ik dat een dergelijke toelating zowel schriftelijk als mondeling is veroordeeld door diverse broeders in het verleden en in het heden. Bewuste onverschilligheid ten opzichte van kwaad is absoluut zonde, maar….die onverschilligheid moet ergens uit blijken, namelijk dat men uit een verontreinigde vergadering gelovigen toelaat of dat men er heengaat. Weigert men gelovigen uit zo’n vergadering te ontvangen en gaat men er zelf ook niet heen, dan heeft men geen ‘tafelgemeenschap’ met hen. Men is dan gescheiden van hen of als men dat zo noemen wil: de praktische gemeenschap met zo’n vergadering is verbroken. Met zo’n houding veroordelen we de opvatting als zou iemand alleen verontreinigd worden als hijzelf actief het kwaad uitoefent.
4) Vinden er onordelijke toelatingen plaats waardoor bepaalde beginselen verloochend worden? Het is mij bekend dat een bepaalde vergadering twee maal iemand heeft toegelaten waarbij ik me afvraag of wel alles gedaan is om verwarring te voorkomen en vrede te bevorderen (vgl. 1 Kor.14:33,40). In een van die gevallen heeft men de persoon in kwestie een brief meegegeven die de inhoud van een aanbevelingsbrief had, maar die niet als zodanig bedoeld was. Over deze zaak heb ik samen met een paar broeders contact gehad met een broeder die deze ‘aanbevelingsbrief’ mede had ondertekend. Hij verklaarde zich bereid deze zaak met de betreffende vergadering in orde te brengen. Nu kan men kritiek hebben op deze ‘toelatingen’, maar men moet wel de achtergronden kennen om hier een genuanceerde beoordeling te kunnen geven. En zeker is het niet zo, dat met deze twee uitzonderingsgevallen welbewust onafhankelijke beginselen in ons midden werden geïntroduceerd.
Als deze ’toelatingsgevallen’’voor u een reden zijn geweest om weg te gaan, waarom zijn de onterechte ‘uitsluitingsgevallen’ die hebben plaatsgevonden dat dan nooit geweest? !
Erkenning van tucht
5) Zijn er ‘onder ons’ vergaderingen die a l s b e g i n s e l een besluit van een andere vergadering niet bindend achten? Ik ken er geen. Wel komt het voor dat men in bepaalde gevallen een besluit niet erkent omdat men na onderzoek tot de overtuiging is gekomen dat het besluit onterecht was en de betreffende vergadering het niet wilde corrigeren. Dat is trouwens niet iets van de laatste tijd, maar gebeurde in vroeger tijden eveneens. Wat meer zegt: het zit besloten in het feit, dat vergaderingen niet onfeilbaar zijn en dat verkeerde besluiten gecorrigeerd behoren te worden. Zie mijn onlangs verschenen: ‘Verklaring’.
Vrije werking van de Geest
6) Zijn er vergaderingen waar de vrije werking van de Geest wat ‘(a) priesterdienst’ en (b)‘woordbediening’ betreft, door menselijke regeling aan banden is gelegd? Van het eerste ken ik geen voorbeeld. Wat het tweede betreft kan het gebeuren dat hier en daar de vrije woordbediening eens een keer vervangen wordt door een lezing, een appèldienst of ‘thermadienst’. Ook kan het gebeuren (ik ken er slechts één voorbeeld van) dat in een vergadering waar weinig broeders zijn die spontaan een boodschap kunnen brengen, dat een broeder gevraagd wordt om een onderwerp voor te bereiden om dat zondags te behandelen. Dat is dan uit nood om broeders te leren hun gave te gebruiken en te ontwikkelen. Hoe men daar nu ook over denkt, het houdt niet in dat daarmee een beginsel wordt opgegeven.
Sanctioneren van verdeeldheid?
7) Geopperde gedachte: Er is ‘onder ons’ de gedachte geopperd om bij een plaatselijke of wereldwijde scheuring waarbij er geen fundamenteel kwaad in het geding is, beide ‘groepen’ te (blijven) erkennen als vergaderingen waar de gelovigen volgens bijbelse normen samenkomen.. Maar dat is toch een loochening van de eenheid van het lichaam van Christus?!
Er zijn vergaderingen die in bepaalde, bijzondere gevallen een dergelijk standpunt innemen. Ze doen dat omdat ze ervan overtuigd zijn dat de scheuring onterecht is of de gronden voor een gescheiden staan, weggevallen zijn. Zij gaan ervan uit dat de Heer boven onze scheuringen kan staan. In het verleden hebben zich diverse scheuringen voorgedaan, die men achteraf betreurd heeft. Na schuldbelijdenis kwam men in later tijden weer bij elkaar. Daarbij ging groep A niet over naar groep B of omgekeerd, maar men ging, na erkenning van wederzijdse schuld, weer samen. In feite erkende men daarmee dat de Heer vóór die tijd zowel bij A als bij B was geweest en Hij dus ‘boven de scheuring’ stond.Vergaderingen die handelen zoals hierboven cursief vermeld, doen dat: (a) omdat ze de eenheid van het lichaam willen handhaven. Het niet ontvangen van gelovigen uit een van de twee groepen die geen gemeenschap met kwaad hebben, is juist een verloochening van de eenheid van het lichaam en (b) omdat ze van beide groepen overtuigd zijn, dat die willen vergaderen naar de grondslag van de Schrift en er geen kwaad aanwezig is dat de scheuring rechtvaardigt..
8) Opmerking: Het is mogelijk dat u het niet eens bent met ideeën die door bepaalde broeders in woord en geschrift naar voren zijn gebracht. (a) Hierbij dringt zich de vraag op of deze ideeën dwaalleer zijn of zonde onder ons introduceren. In dat geval zou hun plaatselijke vergadering met hen moeten handelen in de zin van Matt. 18:17. (b) Als dat niet het geval is moeten we bedenken dat de ideeën van een of andere broeder nog niet bepalend zijn voor het standpunt van hun vergadering. Een vergadering moeten we pas opgeven als er zonde getolereerd wordt of als werkelijk de grondslag van vergaderen wordt opgegeven zoals daar in bovenstaande punten 1 tot en met 6 veronderstellenderwijs over gesproken is. .
Geliefde broeder/zuster, zou u dit alles eens ernstig willen overwegen?