201 Christus in het Oude Testament (2)

Vijandschap tussen uw zaad en haar zaad

Een heel merkwaardige heenwijzing naar Jezus Christus zien we in de vloek die God na de zondeval van de mens over de slang heeft uitgesproken. Ik doel op Gn. 3::15 waar we de woorden vinden:
“En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de hiel vermorzelen”.
Over deze tekst heb ik elders op de website een uitleg gegeven en die neem ik hier over:

De directe betekenis van Gn. 3:15

Dit vers heeft een direkte en een indirekte, geestelijke of symbolische betekenis. De eerste, direkte betekenis is dat God tussen het dier “slang” en tussen de vrouw en haar nageslacht vijandschap zet. De mens heeft, enkele fakirs niet meegerekend, een hekel aan slangen en waar hij woont zal hij trachten ze uit te roeien. Daarbij doodt hij een slang door het dier de kop te vermorzelen; omgekeerd zal de slang een mens die in het veld wandelt in het onderbeen bijten.

Er wordt gesproken over vijandschap tussen de slang en de vrouw We zullen daarbij moeten bedenken dat de slang de vrouw verleid heeft. Het lijkt alsof hij daarmee de overwinning behaalde, maar God geeft nu aan dat de slang het onderspit delft. In de directe betekenis verstaan we onder ‘haar zaad’ haar nakomelingen en dat zijn zowel mannen als vrouwen.
Er wordt niet over het zaad van de man gesproken. Dit kunnen we vergelijken met Jb.14:1 waar ook de vrouw naar voren komt als degene die de volgende generatie ter wereld brengt.

De symbolische betekenis

Deze woorden, door de Here God gesproken, hebben ook een diepere zin. En om die zin gaat het in feite. Met de woorden:”En ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw”, richt de Here God zich over het dier “slang” heen tot de satan die de slang gebruikte. Satan wordt met de “slang” geïdentificeerd en heet dan ook in Op.20:2 de “oude slang”.
Onder het zaad van de slang moeten we verstaan: de mensen die hem toebehoren en dienen (Vgl. Hd.26:18; Jh.8:38,41,44).

Onder het zaad van de vrouw hebben we Christus te verstaan. Van Hem wordt gezegd in Gl.4:4 dat Hij is “geworden uit een vrouw”. Zoals de term “zaad” in Gn.22:18 op Christus slaat (zie Gl.3:16) zo ziet ook de term “haar zaad” uiteindelijk op Christus. Wel is het zo, dat zij die Christus toebehoren ook de vijandschap van satan ondervinden, maar zoals gezegd, ziet die uitdrukking in wezen op Christus.

Het vermorzelen van de kop van satan ziet niet op het letterlijk vermorzelen van een materiële kop, want Satan is een geesteswezen. De kop of het hoofd is het bestuurscentrum van een wezen en zo is hier de macht van satan bedoeld. Christus zal aan satan alle macht ontnemen., hem als machthebber tenietdoen.

Omgekeerd zou satan de verzenen of de hiel van Christus verbrijzelen. Dat ziet op het lichamelijk lijden dat satan Christus zou aandoen. De hiel is het uitstekende achterste deel van de voet waar zich o.a. de pezen van de spieren van het been bevinden, die het lopen bewerken..

Wanneer is Satan de kop vermorzeld?

In eerste instantie is dat vervuld op het kruis. Hb.2:14 zegt immers dat de Here Jezus hem “te niet gedaan heeft”, “de macht ontnomen heeft” ofwel “onttroond heeft die de macht over de dood had, dat is de duivel”. Op het kruis en in de opstanding van Christus heeft satan in principe de genadeslag gekregen. In de praktijk oefent satan nog macht uit als overste van deze wereld en als god van deze eeuw (Jh. 12:31; 14:30; 16:11; 2 Ko.4:4). Hij gaat nog rond als een brullende leeuw (1 Pt.5:8) of vertoont zich als een engel van het licht (2 Ko.11:14). Hij heeft a.h.w. uitstel van executie, zijn vonnis staat echter vast. Dat hij over de gelovigen geen macht (hoeft) heeft (te hebben) volgt uit de tekst:”weerstaat de duivel en hij zal van u vluchten” (Jk.4:7; vgl. 1 Pt.5:9). De volle vervulling zal gezien worden bij de verschijning van Christus dan zal satan onder onze voeten verpletterd worden (Rm.16:20). Eerst wordt hij duizend jaar gebonden in de afgrond, daarna zal hij voor eeuwig in de poel des vuurs geworpen worden (Op.20:1-3 en 7-10, vgl. Mt.. 25:41b).

Wanneer is de hiel van Christus verbrijzeld?

Dit is in vervulling gegaan toen de Joden de Here Jezus gevangen namen en hem kinnebakslagen gaven en toen de heidenen Hem bespotten, geselden en tenslotte kruisigden. Toen werd aan de wandel van de Heer, van de kant van de mens en satan gezien, wreed een eind gemaakt. In afgeleide zin wordt Christus in de zijnen nog vervolgd. “Saul, Saul wat vervolgt gij Mij”?

Het aanwijzend voornaamwoord “dit”in “dit zal u de kop vermorzelen” slaat terug op “haar zaad”, dat is het zaad van de vrouw. En zoals gezegd wordt daar uiteindelijk de Heer Jezus mee bedoeld.

Dit is een uiterst belangrijk vers en waard om overdacht te worden!

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies