Kerstfeest 1955. Misschien bent u één van de vele Nederlanders, die losgeslagen van God en Zijn Woord, zo tegen Kerstmis en Nieuwjaar nog wel eens een stichtelijk woord wilt horen, een kerkdienst bezoekt of beluistert, of die bij de versierde kerstboom de kinderen het oude kerstverhaal voorleest. Dat staat in Lukas 2, waarvan het zevende vers luidt: “en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hein neder in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg”. Denkt u er even aan: voor Jozef en Maria geen plaats, maar evenmin voor Jezus. Op deze wereld werd en wordt niet gevraagd naar de Verlosser. Hij wordt tot de ongewenste vreemdelingen gerekend. Geen plaats!
Diezelfde Jezus, die geboren werd in een stal, is gestorven in uw en mijn plaats op Golgotha. Met spot en hoon beladen is Hij gekruisigd. Hij liet zich kruisigen en wilde de zonden van allen, die Hem als hun Verlosser aannemen in Zijn lichaam dragen op het hout. Nu vraagt Hij een plaats in uw huis, een plaats in uw hart. Hij verzoekt u vriendelijk, dat offer, dat Hij bracht, te accepteren, te erkennen, dat ge een zondaar zijt, die de dood hebt verdiend. Hij vraagt geloof in Zijn werk. Als bij de gemeente te Laodicea, die steenkoud van onverschilligheid is, klopt Hij aan de deur van uw hart en zegt: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop”. Wilt ge open doen en Hem plaats geven in uw hart en uw leven? Of geldt ook bij u: Geen plaats!?
U hebt nog plezier genoeg in het leven en kunt Christus en God nog wel missen? Er is genoeg te beleven op de aarde, die goeie oude planeet, die ons al zoveel eeuwen draagt. U neemt het er nog maar eens van. U weet tenminste wat u hier hebt en niet wat u straks krijgt. Inderdaad. Bouw echter niet teveel op dat weten en hebben. Eenmaal komt de tijd, dat alles wat vast en vertrouwd heeft geleken zal gaan wankelen. Eenmaal komt ook aan het bestaan van de aarde, waarop u zich nu zo prima vermaakt een einde. Als u misschien toch een bijbel bij de hand hebt, slaat u dan de vierde of vijfde bladzij van achteren af eens op. U leest dan in het boek der Openbaring. In het twintigste hoofdstuk vers 11 staat: “En ik zag een grote witte troon, en Hem die daarop zat, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden: en geen plaats werd voor die gevonden. Als die voorspelling in vervulling gaat, als dit vizioen werkelijkheid wordt, dan blijft er van de aarde niet veel meer over. Alles wat de mens heeft opgebouwd verdwijnt in een zucht. Alles waarop u uw vertrouwen heeft gesteld is verdwenen!
En u? Waar bent u, als het gericht Gods over deze wereld komt? Stof? Weg? Voorgoed in atomen uiteengevallen? Ja uw lichaam wel, maar… Toe leest u vers 12 ook even: “En ik zag de doden, groten en kleinen staande voor de troon”. En dan nog het laatste vers: “Indien iemand niet gevonden werd, geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel des vuurs.” Bij u geen plaats voor Jezus, voor u geen plaats in Gods heerlijkheid. Maar er is wel een plaats voor u. De plaats, die de duivel bereid is en zijn engelen. Zou u liever niet eens ernst maken met Let leven en Jezus toelaten in uw hart?