Toen in 1944 de Duitsers hun Decemberoffensief bij de Ardennen inzetten, werden verschillende Amerikaanse legeronderdelen totaal onder de voet gelopen. Verschillende Amerikanen zijn toen gedeserteerd. Deze desertie nam zelfs gevaarlijke vormen aan, zodat de legerleiding strenge straffen begon uit te delen aan hen, die op desertie betrapt werden. Onder degenen, die later weer gepakt werden na hun vlucht, behoorde ook Eddy Slovek. Het gerechtshof te velde besloot een voorbeeld te stellen en veroordeelde Eddy tot de doodstraf. Toen de veroordeelde werd weggeleid, zag hij, dat de sergeant, die met de executie was belast, erg tegen deze taak op zag en hem, Eddy, moed in trachtte te spreken.
Als enig commentaar hierop zei Eddy: “Och ik word doodgeschoten, omdat ik een brood gestolen heb.” De andere soldaten van het executiepeloton hebben dit antwoord waarschijnlijk niet begrepen, maar Eddy’s meerderen, die op de hoogte waren met zijn verleden, begrepen het wel. Eddy was opgegroeid in een gezin waar armoede troef was. Op twaalfjarige leeftijd kwam hij met de politierechter in aanraking wegens diefstal van een brood. En vanaf dat moment was de ene overtreding op de ander gevolgd. Ouder geworden paste de jonge man wat beter op en zo ging hij als soldaat naar Europa. Zijn strafregister nam hij echter mee.Toen onder de vele deserteurs, die weer gepakt werden één ten voorbeeld gesteld werd, liet men het oog vallen op Eddy, wiens strafregister lang niet blanco was.
Nu willen we niet discusseren over de vraag of deze rechtspraak eerlijk was. Eddy’s sarcastische opmerking is voor meer dan eenuitlegging vatbaar. Heeft hij gezien, dat die ene kleine zonde het begin was van al zijn verdere kwaad? Of was het enkel een verwijt aan het adres van de legerleiding, dat hij als voorbeeld gesteld werd, juist omdat zijn strafregister niet vlekkeloos was? Hoe het zij, één ding is waar. Eddy ontliep zijn jeugdzonden niet.
Ook uw zondenregister is niet blanco. Het zijn misschien slechts van die kleine vergrijpen, maar weet wel, dat elke misdadiger met kleine vergrijpen begonnen is. Ook uw leven kunt u verwoesten door die kleine zonden, die steeds in ernst toenemen. Dat u uw leven verwoest is echter niet het ergste. Straks komt u voor de goddelijke rechtbank. En dan gaan uw zonden mee. “Uw zonden zult u gewaar worden als ze u vinden zullen.” Ook de voor u onbetekenende zonden van uw jeugd.
De rechtspraak aan het front in 1944 kunnen we misschien erg willekeurig noemen. Er moest nu eenmaal een voorbeeld gesteld worden zo meende men.
Gods rechtspraak is echter niet willekeurig. Daar wordt er niet een enkele tot voorbeeld gesteld. Daar worden allen geoordeeld naar hun werken. Gelukkig dat er een middel is om aan dat eeuwige doodsvonnis voor de Grote Witte Troon te ontkomen. Er is een middel om gereinigd te worden van de zonden. Jezus Christus, de Zoon van God, gaf Zijn leven in onze plaats. Daar stierf inderdaad iemand als een voorbeeld voor ons. Hij stierf niet om Zijn eigen zonden, maar om die van de mensen.
Let wel: als God Hem moest oordelen voor de zonden van de mensen, die Hij vrijwillig op zich nam, meent u dan, dat u vrij zult uitgaan als u onverzoend voor God komt te staan en God u uw hele zondenregister in rekening zal brengen? Daarom laat u bidden en laat u met God verzoenen. Als u Jezus Christus aanneemt als uw Heer en Heiland worden uw zonden weggedaan, dan zullen ze u niet vinden. Dan wordt er aan de zonden van uw jeugd niet meer gedacht.
Hoe ernstig moet het toch zijn voor God te staan als een verloren zondaar en dan terug te denken aan uw leven. Dan, als de gedenkboeken worden opengeslagen, zal het door u heen flitsen: ja, daar is het begonnen en zo is het maar voortgegaan. Dan, als het vernietigend vonnis wordt geveld en u in de oren klinkt: “Ga weg van mij, ik heb u nooit gekend”, dan zult u misschien ook zeggen: “Ik word gevonnist, want ik heb . . . ” en daarbij terug denken aan een van de eerste zonden, waarmee u begonnen bent. Vlucht dan toch nu met berouw tot Jezus en erken dat Hij stierf in uw plaats.