Deze notitie gaat over de principes van“bijbelvertaling” en dat met als illustratie Ruth 1:18. Bij het vertalen van de Bijbel uit de grondtaal: Hebreeuws en Aramees wat het Oude Testament betreft en het Grieks wat het Nieuwe Testament aangaat, kan men o.a. twee verschillende principes hanteren.
1) Het ene is een zo letterlijk mogelijke vertaling te geven. Daarmee gaat in de regel gepaard dat men ernaar streeft elk woord van de grondtekst zoveel mogelijk door steeds hetzelfde woord weer te geven in de eigen (de ontvangende) taal, Men noemt dit “concordant” vertalen.
2) Het andere is dat men de bedoeling van de tekst weergeeft in de eigen, gebruikelijke taal. Men heeft daar een vreemde term voor, namelijk dynamisch-equivalent vertalen.
In 2004 zijn er twee nieuwe vertalingen verschenen die illustratief zijn voor deze beide vertaalprincipes. De een is de zogenaamde Naardense Bijbel., de ander is de nieuwe NBV vertaling. De eerste vertaling blijft zo dicht mogelijk bij de grondtekst en vertaalt zo concordant mogelijk . De Statenvertaling doet dit ook en de NBG vertaling van 1951 is ook nog een vrij letterlijke vertaling. Het voordeel van de Naardense vertaling – dat geldt ten dele ook voor de beide andere – is dat je vrij goed kunt nagaan wat er in de grondtekst eigenlijk staat. Een bijbel die volgens dit principe is vertaald is heel geschikt als studiebijbel, maar veel minder als “leesbijbel”. De leesbaarheid van de vertaling is opgeofferd aan de letterlijkheid en vaak is het taalgebruik ook aan de ouderwetse kant. Dat laatste geldt zeker voor de Statenvertaling. Men is trouwens weer bezig aan een herziening van deze vertaling.
De NBV vertaling waarvoor veel reclame is gemaakt,gaat uit van het tweede principe. Men heeft daarbij gepoogd de bijbel weer te geven in de gangbare taal van nu waarbij men de bedoeling van de tekst zo getrouw mogelijk wil weergeven. Deze vertaling leest heel prettig, maar de letterlijke betekenis van de grondtaal is opgeofferd aan de leesbaarheid.
Het bovenstaande wil ik illustreren met een voorbeeld uit het boek Ruth waar ik bij het bijbellezen op stuitte. In Ruth 1:18 lezen we in de St.Vert. en de NBG Vert. van 1951 :”Toen zij (Naomi) zag dat zij (Ruth) vastbesloten was met haar mee te gaan, hield zij op tot haar te spreken”. Nu stuiten we meteen op nog een bezwaar van een letterlijke vertaling, namelijk dat we niet letterlijk kunnen afgaan op de tekst zoals die is weergeven. Zoals het er staat houdt de tekst in dat Naomi verder nooit meer iets tegen Ruth gezegd heeft. Nu snappen we in dit geval allemaal dat dat niet de bedoeling kan zijn. Naomi hield niet totaal op met het spreken tegen Ruth, maar met het spreken in een bepaald opzicht. Maar er zijn andere gevallen waar de bedoeling niet zo voor de hand ligt en dan hoor je soms iemand betogen : “Maar het staat er toch zó en we moeten de Bijbel toch letterlijk nemen”. Men gaat dan echter voorbij aan de b e d o e l i n g van de tekst die uit het verband blijkt of door andere gedeelten in de Schrift wordt aangegeven.
In dit geval geeft de NBV de bedoeling van het slotgedeelte van Ruth 1:18 weer met “drong niet langer aan”. Hier is de bedoeling dus duidelijk weergegeven, maar wat er in de grondtekst staat is niet precies weergegeven. De Naardense bijbel geeft de tekst weer met “ze houdt op daarover met haar te spreken”. Ook de Korte Verklaring heeft een dergelijke weergave: “sprak zij daarvan niet meer tot haar”.
Uit het bovenstaande volgt – en daar gaat het mij eigenlijk om – dat je bij de verklaring van een bijbeltekst niet alleen moet afgaan op wat er staat, maar ook moet vragen wat de bedoeling van de tekst nu precies is.
Wat moet je nu in de praktijk met deze twee vertaalmethoden aan, want het is het een of het ander? Het lijkt mij toe dat je voor bijbelstudie het best een vertaling van type 1 kunt gebruiken. Voor kerkgebruik zou men dan een niet al te drastische letterlijke weergave kunnen prefereren.
Voor kinderen en bij gebruik voor een niet kerkelijk georiënteerd publiek zou een vertaling volgens principe 2 meer geschikt zijn.
Iedere gelovige zou eigenlijk beide soorten vertalingen in zijn bezit moeten hebben en beide ook moeten raadplegen.
De beide vertaalprincipes komen hier op neer: een vertaling die zo getrouw mogelijk de grondtekst weergeeft, is moeilijk leesbaar. Men offert de leesbaarheid op aan de getrouwheid van de tekst. Bij het tweede vertaalprincipe offert men de getrouwheid aan de tekst enigszins op aan de leesbaarheid.
Ik herinner mij dat een rabbi de beide principes eens als volgt vergeleken heeft met een vrouw (ik laat die uitspraak voor zijn rekening!): een vrouw die erg mooi is, is niet altijd trouw; een vrouw die trouw is, is vaak niet mooi.
Ten overvloede wijs ik nog op twee ‘vertalingen’ die principe 2 volgen te weten
-de Groot Nieuws bijbel die de bijbel weergeeft in de omgangstaal, en
-het Boek, dat m.i. geen vertaling mag heten, maar eerder een kinderbijbel voor grote mensen is.
Hopelijk heeft u wat aan deze belichting van het vertalen.