Genesis 19:14
Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 124 (1981)
Deze serie wil ik besluiten met een opmerking over de zin van de verkerings- of verlovingstijd. Zoals eerder gezegd heeft God in het hart van de mens het verlangen naar een levenspartner gelegd, naar iemand met wie je je innig verbonden kunt weten, met wie je alles wat in je leeft kunt bespreken, met wie je alles samen kunt beleven. Bovenal iemand met wie je samen de Heer dient. Gepaard daaraan is er de voortplantingsdrang, die God in de mens gelegd heeft. Afgezien van de wijze waarop de voortplanting tot stand komt is er het verlangen naar een gezin, naar kinderen. Vooral bij het meisje zal dit verlangen sterk aanwezig zijn.
Voor deze voortplanting is seksuele omgang nodig. De drang daarnaar is eveneens door God in de schepping gelegd. Het terrein waarop dit contact volgens de Schrift beleefd mag worden is – zoals we al besproken hebben – heel duidelijk het terrein van het huwelijk. De verkerings- of verlovingstijd nu is de periode die aan het huwelijk voorafgaat en de voorbereiding tot het huwelijk vormt. In die tijd groei je naar elkaar toe en tref je ook de praktische voorbereidingen voor het huwelijk. Hoewel de aanduiding “verkering” of “verloving” in de Bijbel niet voorkomt is de zaak zelf aan de Schrift niet onbekend. We lezen in Gen. 19:14 over de mannen, die met de dochters van Lot “zouden trouwen”. Deze mannen worden al de schoonzoons van Lot genoemd. In Deut. 22:23-27 is sprake van een ondertrouwde vrouw.
Het is kenmerkend dat ontrouw van zo’n meisje net zo streng wordt als ontrouw van een getrouwde vrouw. Het woord “ondertrouwd” mag je natuurlijk niet laden met de inhoud die het woord nu heeft, namelijk dat twee mensen naar het stadhuis geweest zijn om hun aanstaand huwelijk te laten aantekenen. Het gaat gewoon om twee mensen die elkaar het “jawoord” hebben gegeven of door de ouders bij elkaar gebracht zijn en waarvan de buitenwacht weet dat ze bij elkaar horen. Een ander vermelding hebben we in het evangelie van Mattheüs en van Lukas. Maria wordt daar “ondertrouwd” met Jozef genoemd. Kenmerkend is dat de engel haar als de vrouw van Jozef aanduidt (zie Matth. 1:18, 20; Luk. 2:5).
Uit deze gegevens valt af te leiden dat de verkeringstijd geen proefperiode is in de zin van: laten we eens kijken of we wel bij elkaar passen. De overtuiging dat je voor elkaar bestemd bent moet aan het aangaan van de verkering voorafgaan. Natuurlijk kan men zich vergissen, en dat is pijnlijk. Dan geldt: beter ten halve bekeerd dan ten hele gedwaald, hoe pijnlijk de wonden ook zullen zijn die een verbreking van de verhouding met zich meebrengt. Dit zal ook een verootmoedigende zaak voor de betrokkenen moeten zijn, die als zodanig voor de Heer als een falen erkend wordt. Daarmee heeft men echter de verkering nog niet tot een proefperiode gedegradeerd. Dat gebeurt echter wel als men aan een verkering begint en niet de vaste bedoeling heeft om tot een huwelijk te komen. Daarvoor is de verkeringstijd niet bedoeld. Het is een tijd van voorbereiding, niet van experiment, dat moeten we goed beseffen.
Maar wat een fijne tijd kan het wezen. Er gaat een wereld voor je open. Je leeft naar het huwelijk toe en straks ontvang je elkaar als levenspartner uit Gods hand. Als je deze weg in afhankelijkheid van de Heer gaat kun je bij je huwelijk zeggen: “De vrouw (of: de man) die Gij mij gegeven hebt”.
Mag ik jullie een fijne verkeringstijd toewensen? En sterkte van de Heer en… zelfbeheersing.