Overeenkomst tussen koninkrijk der hemelen en koninkrijk van God.
We willen aantonen, dat met beide uitdrukkingen hetzelfde koninkrijk bedoeld wordt. Daartoe zetten we eenvoudig een aantal teksten of tekstgedeelten naast elkaar.
1 “Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” Matth. 3: 2; 4:17; 10:7.
“Het koninkrijk van God is nabij u gekomen” Mark.11:15; Luk.10:9, 10; (toekomstig aspekt Luk. 21:31).
2 “Omdat het u is gegeven, de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te kennen” Matth. 13:11.
“U is de verborgenheid van het koninkrijk van God gegeven” Mark. 4:11; Luk. 8:10.
3 “Maar de geringste in het koninkrijk der hemelen is groter dan hij” Matth. 11:11.
“Maar de geringste in het koninkrijk van God is groter dan hij” Luk. 7:28.
4″Gelukkig de armen van geest, want van hen is het koninkrijk der hemelen” Matth.5:3 (Gelukkig zij die worden vervolgd etc. Matth. 5: 10).
“Gelukkig u, armen, want van u is het koninkrijk van God” Luk. 6:20.
5″Laat de kinderen begaan en verhindert ze niet bij Mij te komen; want van de zodanigen is het koninkrijk der hemelen” Matth. 19:14.
“Laat de kinderen bij Mij komen, verhindert ze niet, want van de zodanigen is het koninkrijk van God” Mark. 10:14.
6″Als u niet verandert, en wordt als de kinderen, zult u het koninkrijk der hemelen geenszins binnengaan” Matth. 18: 3 (vgl. 5: 20).
“Wie het koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal er geenszins binnengaan” Mark.10:15; Luk.18:17. In overeenstemming daarmee Joh. 3:3, 5.
7 “Voorwaar, Ik zeg u, dat een rijke moeilijk het koninkrijk der hemelen zal binnengaan” Matth. 19:23. In vs. 24 herhaald, maar dan wordt de term koninkrijk van God gebruikt!
“Hoe moeilijk zullen zij die vermogen hebben het koninkrijk van God binnengaan. Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van de naald gaat, dan dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat” Mark. 10: 23, 25; Luk. 18:24, 25.
Verder zijn er twee gelijkenissen die in Mattheüs gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen en die in Markus en Lukas gelijkenissen van het koninkrijk van God genoemd worden: die van het mosterdzaadje en van het zuurdeeg. Dit laat wel zien dat het om hetzelfde koninkrijk gaat.
Niet identiek?
Nu zijn er uitleggers, die menen dat in zekere zin de termen op dezelfde zaak slaan, maar dat de beide begrippen elkaar niet helemaal dekken. Volgens hen beslaat het koninkrijk der hemelen een ruimer gebied dan het koninkrijk Gods. Zij zeggen dat je niet zozeer moet letten op de elementen die beide gelijk hebben, maar op de elementen die verschillen. Of juister gezegd: op de elementen die wel van het ene maar niet van het andere begrip gezegd worden. Dat zou hierop neerkomen dat het koninkrijk der hemelen niet alleen de echte gelovigen omvat, maar ook de naambelijders. Het koninkrijk van God zou dan een enger begrip zijn en alleen de gelovigen omvatten. Men baseert zich voor deze opvatting op twee argumenten:
- om een plaats te hebben in het koninkrijk Gods moet men wedergeboren zijn (Joh. 3:3).
- de gelijkenissen van het onkruid onder de tarwe en het visnet worden niet op het koninkrijk Gods toegepast.
Tegen deze gedachte kan nogal wat ingebracht worden:
(a) Het feit dat bepaalde gelijkenissen niet als gelijkenissen van het koninkrijk van God worden voorgesteld terwijl ze wel gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen genoemd worden, bewijst nog niet absoluut dat het koninkrijk van God dergelijke elementen van vermenging van goeden en bozen niet zou kennen. Een bewijs van niet-vermelding is niet afdoende.
(b) Een beroep op Joh. 3:3, 5 is niet overtuigend omdat eenzelfde soort voorwaarde voor het ingaan in het koninkrijk der hemelen geldt (Matth. 18:3) Het is heel goed verdedigbaar dat het daar om de toekomstige staat van het koninkrijk gaat.
(c) De gelijkenis van de talenten, die in Mattheüs een gelijkenis van het koninkrijk der hemelen wordt genoemd, komt in een enigszins andere vorm ook in Lukas voor. Nu wordt het daar geen gelijkenis van het koninkrijk Gods genoemd, maar het is wel een gelijkenis met het oog op het koninkrijk Gods (Luk. 19:11). We hebben dus alle aanleiding aan te nemen dat de Heer doelt op de situatie van het koninkrijk nu, net zoals de Heer dat in Mattheüs 25 doet. Naast de twee goede dienstknechten wordt in Lukas echter ook de boze slaaf genoemd, net als bij Mattheüs; en dat maakt de stelling hierboven genoemd toch wel erg aanvechtbaar.
(d) Nog sterker spreekt het feit dat de gelijkenis van het zuurdeeg ook geldt van het koninkrijk Gods.
Men stelt daartegenover wellicht dat het zuurdeeg duidt op verkeerde dingen en niet op verkeerde personen. In het koninkrijk Gods worden net als in het koninkrijk der hemelen verkeerde dingen gevonden, ook onder gelovigen komt immers zuurdeeg voor. Dat is waar, maar we moeten wel bedenken dat het zuurdeeg het hele brood doorzuurde. Dat betekent dat het hele koninkrijk erdoor wordt aangetast. En het is moeilijk aan te nemen dat als het koninkrijk Gods enkel gelovigen omvat het dan geheel beïnvloed zou worden. Wanneer de gelovigen echter een minderheid in het geheel vormen is het veel eerder verklaarbaar dat het geheel aangetast kan worden.
Slechts verschil in aspekt
Bovenstaande overwegingen maken het erg twijfelachtig of we wel met verschil in uitgestrektheid te doen hebben. Het lijkt me toe dat het alleen om een verschil in aspekt gaat. Zoals eerder gezegd moet er verschil zijn, want we mogen niet verwachten dat als Mattheüs onder de leiding van de Geest verschillende uitdrukkingen gebruikt dat niets te zeggen zou hebben. We zullen dat verschil (in aspekt) in eerste instantie uit het gebruik bij Mattheüs moeten afleiden. Daartoe zet ik de vijf teksten over het koninkrijk Gods uit dit evangelie onder elkaar. Deze zijn:
“Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden” – Matth. 6:33 (Luk. 12:31).
“Als ik echter door de Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God tot u gekomen” – Matth. 12:28 (Luk. 11:20).
“Het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat” – Matth. 19:24 (Mark. 10:24, Luk. 18:25).
“Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het koninkrijk van God” – Matth. 21:31b.
“Daarom zeg Ik u, dat het koninkrijk van God van u zal worden weggenomen en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan opbrengt” – Matth. 21:43.
We zien dat het in de eerste twee teksten om een geestelijk en innerlijk aspekt gaat: de gerechtigheid en de werking van de Geest die bevrijdt uit de macht van Satan. Ook de derde uitspraak heeft daarop betrekking; het gaat daar om de keus tussen het materiële en het geestelijke.
De vierde uitspraak, die mogelijk op het toekomstige ingaan slaat, ligt in dezelfde lijn. Hoeren en tollenaars hebben meer oog voor hun geestelijke nood dan de leidslieden van het volk. En de vijfde uitspraak heeft ook te maken met de heilskant, het heilsaanbod dat God doet.
Gaan we andere Schriftplaatsen over het koninkrijk Gods na dan versterken die de hier geopperde gedachte.
Zo zijn er meer omschrijvingen die alleen maar voor het koninkrijk van God gebruikt worden:
- geestelijke vrucht en groeikracht (Mark. 4:26)
- het opgeven van die dingen die ons tot zonde verleiden (Mark. 9:4)
- geestelijke gesteldheid (Mark. 12:34, zie ook Luk. 9 :62)
- het opgeven van familiebetrekkingen (Lukas 18:29)
- niet eten of drinken, maar rechtvaardigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest (Rom. 14:17)
- het betonen van geest en kracht (1 Kor.4:20).