Mattheüs 18:18 – Vers 20 is redengevend
ZOALS VERS 19 DOOR DE WOORDEN ‘IK ZEG U TEVENS’ MET DE VOORAFGAANDE verzen is verbonden, zo is ,vers 20 door het woord ‘want’ met vers 19 en het voorgaande gedeelte verbonden. Dit verband is uiterst belangrijk: de in vers 18 en 19 gegeven verzekeringen worden in vers 20 van een reden voorzien. Waaróm worden besluiten tot binden en ontbinden, door de Gemeente op aarde genomen, in de hemel erkend? Waaróm worden gebeden, in eenstemmigheid tot de Vader opgezonden, verhoord? Hierom: omdat Christus zijn tegenwoordigheid en daarmee zijn gezag verbindt aan hen die in zijn naam vergaderd zijn (geworden).
De hemel erkent, de Vader verhoort
Het is belangrijk op te merken dat de Heer Jezus niet zegt: ‘Ik erken de besluiten op aarde genomen’ of ‘de zaak zal u van Mij ten deel vallen’. Nee, de Heer spreekt over erkenning door de hemel, d.w.z. erkenningdoor God (zie Luk. 15 : 19) en over verhoring door de Vader. En deze erkenning en deze verhoring worden gegarandeerd omdat Hij in het midden is van hen die in zijn naam vergaderd zijn. Deze overweging maakt ook duidelijk dat het in dit vers niet in de eerste plaats gaat om de zegen en de aanwezigheid van de Heer, hoewel Hij ongetwijfeld wil zegenen daar waar Hij tegenwoordig is.
Hier spreekt de Heer echter niet over zegen. Hij geeft geen belofte van zegen, maar een verklaring waarom twee andere ‘beloften’ in vervulling zullen gaan. Het gaat om de aanwezigheid van de Heer in het midden van de zijnen, en wat dat betekent voor de hemel. Dit houdt verband met de aard van zijn Persoon voor God, de Vader, en de autoriteit van zijn Persoon.
Een toevallig samentreffen?
Er zijn oppervlakkige bijbellezers die vers 20 laten staan op elk (toevallig of niet toevallig) samentreffen van twee of drie gelovigen. Deze gelovigen maken – net als sommigen met vers 19 doen – vers 20 los uit het verband. Ze gaan er aan voorbij dat dit vers door het woordje ‘want’ met vers 19 is verbonden en dat dát vers door het woord ’Ik zeg u tevens’ in relatie staat met vers 18 en voorgaande verzen. Er is tegen deze opvatting echter nog meer in te brengen. ‘
‘Vergaderd zijn’ is immers nog wel wat anders dan dat twee of drie gelovigen elkaar eens een keer ontmoeten of bij een bepaalde gelegenheid samentreffen. Er staat ook niet ‘waar twee of drie zich vergaderen’. Nee, er wordt een passieve vorm gebruikt. Het gaat om een ‘vergaderd zijn geworden’. En dat. wijst heen naar het vergaderen van de gelovigen door de Heer (vergelijk Joh. 11 : 52).
In Mijn naam
Bovendien wordt hier niet gezegd: ‘Als twee of drie vergaderd zijn’, maar ‘als twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam’. Het gaat dus om een heel specifiek samenzijn van de gelovigen. We hebben daar al uitvoerig over gesproken in het meinummer van de Bode. Het is niet nodig dat te herhalen. Voldoende is er op te wijzen dat het gaat om een samenzijn naar Gods Woord als Gemeente of op de grondslag van de Gemeente. Een samenzijn waar de Heer zijn naam aan kan verbinden. We moeten daarbij denken aan de uitspraken betreffende het samenzijn van de Gemeente zoals we die vinden in 1 Kor. 11 : 17,18,20,33; 14: 23,26.
Nog veel heb Ik u te zeggen
In dit gesprek van de Heer Jezus met zijn discipelen worden de bijzondere kenmerken van het vergaderd zijn van de gelovigen niet verder uitgewerkt. Maar dat wil niet zeggen dat vers 20 daar niets mee te maken zou hebben.
Hiervan geldt het woord van de Heer: ‘Nog veel heb Ik u te zeggen, maar u kunt het nu niet dragen’ (Joh. 16: 12). Door de dienst van de apostel Paulus heeft Christus duidelijk gemaakt-dat de Gemeente zijn lichaam is. En Paulus heeft, evenals Petrus, gesproken over de Gemeente als het huis van God. Nu we achter het kruis staan en bekend zijn met deze waarheden, kunnen we zeggen dat een vergaderd-zijn in de Naam van de Heer een samen-zijn moet zijn waar met de kenmerken van het Lichaam en met die van het Huis rekening gehouden wordt. Graag herhaal ik dat vergaderd zijn in de Naam van de Heer niet maar een kwestie is van een naambordje. Nee, dit vergaderd zijn moet voldoen aan de eisen die Christus daaraan in zijn Woord stelt, wil Hij zijn naam, zijn Persoon eraan kunnen verbinden.
God in het midden van Israël
We kunnen hier tot op zekere hoogte een vergelijking trekken met Israël. God beloofde zijn tabernakel in het midden van Israël te zetten. Hij wilde temidden van zijn volk wandelen (Lev. 26: 11). Dat was een geweldig voorrecht voor het volk. Maar… dan moest Israël wel rekening houden met zijn rechten. Zou het volk dat niet doen, dan kon het niet rekenen op de tegenwoordigheid van God in hun midden (vergelijk Joz. 22: 31). Omgekeerd moest het besef van de heilige tegenwoordigheid van God Israël ervan weerhouden kwaad te doen. De praktische les die wij uit Matth. 18: 20 te trekken hebben is dan ook, dat wij in ons vergaderen ons dienen te onderwerpen aan het gezag van Christus. Niet wij hebben het daar voor het zeggen, maar Hij.
Waarom slechts twee of drie?
Nu blijft nog de vraag te beantwoorden waarom in vers 20 niet over de vergaderde Gemeente gesproken wordt, maar over ‘twee of drie vergaderd in Mijn naam’. Het kan, heel algemeen, de bedoeling van de Heer zijn om daarmee de minimale getalssterkte van de Gemeente aan te geven. Zelfs al bestaat de plaatselijke Gemeente, of degenen die op de grondslag van de Gemeente samenkomen, slechts uit twee of drie personen, dan verbindt de Heer zijn tegenwoordigheid aan haar vergaderd-zijn.
Voor ons ligt in deze wijze van formulering een geweldige steun. Temidden van een verdeelde christenheid is het toch mogelijk vergaderd te zijn (al is het maar met twee of drie) in de Naam van de Heer, en dan te weten dat de Heer zijn tegenwoordigheid aan dit samenzijn verbindt. Een geweldige steun… maar ook een geweldige verantwoordelijkheid.