Deze artikelenserie over de doop heeft in de jaren 1977 tot 1979 in de Bode des heils gestaan. Het is een serie van 25 artikelen die speciaal geschreven werden voor jonge mensen.
Dopen is begraven
Als de doop een symbolische begrafenis is, dan volgt daar al direkt uit hoe de doop voltrokken moet worden. Bij begraven wordt iemand immers volkomen aan het gezicht onttrokken door hem in een uitgehouwen of in een gedolven graf te leggen.
Zo iemand bevindt zich dan niet meer onder de levenden, maar is op het terrein van de dood geplaatst. Wil de doop een symbolische begrafenis voorstellen, dan moet ze dus voltrokken worden door iemand totaal onder te dompelen in water.
Dopen is dompelen
Het voorgaande volgt ook uit het gebruik van het woord dopen in de bijbel. We laten vooreerst rusten wat kenners van het Hebreeuws en het Grieks over de afleiding van dit woord in deze beide talen te zeggen hebben. Het gebruik van een woord is namelijk zeker zo belangrijk om de zin ervan op te sporen als de woordafleiding. Welnu, wat het Hebreeuwse woord betreft hebben we een duidelijke aanwijzing in Lev. 4: 6, 17. We lezen daar ‘ dat de priester bloed van een stier moest nemen en dat moest brengen in de tent van de samenkomst. We zullen ons hebben voor te stellen, dat dit bloed in een kom of vat is opgevangen (Noot: Er kan in dit geval moeilijk aan de holte van de hand gedacht worden zoals bij olie in het geval van de reiniging van de melaatse gebeurde. Zie Lev. 14: 16).
Vervolgens moest de priester zijn vinger in het bloed dopen en van het bloed zevenmaal voor het aangezicht van de Heer sprenkelen. Deze handelingen zijn hier zo eenvoudig beschreven dat iedere gelovige zich zonder moeite kan voorstellen wat er gebeurde. De priester dompelde zijn vinger onder in het bloed en van het bloed dat aan zijn vinger bleef kleven, nadat hij deze had opgetrokken, sprenkelde hij druppels voor het aangezicht van de Heer. Uit deze bewoordingen blijkt wel heel duidelijk, dat dopen indompelen of onderdompelen is. En . , . dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen dopen en sprenkelen of besprengen.
Een ander voorbeeld uit het oude testament treffen we aan in Ruth 2: 14. Ik doel op de woorden van Boaz: ‘en doop uw bete in de azijn’.
Ook in dit geval gaat het om dompelen. Het stukje brood werd niet besprenkeld met azijn of er mee overgoten, nee het ging in de azijn, het werd erin gedompeld.
Het nieuwe testament geeft ons twee voorbeelden, die parallel lopen met de twee uit het oude testament. Ten eerste Luk. 16: 24, dat luidt:
‘En hij (de rijke man) riep en zei: ‘Vader Abraham ontferm u over mij en zend Lazarus om de top van zijn vinger in het water te dopen en mijn tong te verkoelen’
Deze tekst komt overeen met Lev. 4: 6> 17.
Het tweede voorbeeld geeft Joh. 13: 26 waar net als in Ruth 2: 14, sprake is van het indopen van een bete.
Omdat daar veel water was
De voorgaande Schriftplaatsen zijn eigenlijk al voldoende om ons te onderwijzen hoe er gedoopt behoort te worden. Er zijn echter nog twee gedeelten, die de vermelding meer dan waard zijn en die ik graag onder de aandacht wil brengen. Zo lezen we van Johannes de doper in Joh. 3: 23, dat hij te Enon bij Salim doopte, ‘omdat daar veel water was’.
Welnu, als dopen een handeling zou zijn waarbij je met een paar druppels water zou kunnen volstaan, of een handeling, die uitgevoerd wordt door iemand met wat water te overgieten dan zou deze toevoeging, die zo kenmerkend begint met ‘omdat’, totaal zinloos wezen. En we gaan er toch vanuit, dat er geen zinloze dingen in de bijbel staan.
Zij daalden af in het water
De tweede karakteristieke Schriftplaats is Hand. 8: 38. Lukas verhaalt daar hoe Filippus en de kamerling beiden afdaalden in het water, om de handeling van de doop te doen plaats vinden.
Voor Filippus zelf was het natuurlijk niet nodig, dat hij afdaalde in het water. Hij hoefde niet meer gedoopt te worden, evenmin had zijn afgaan in het water enige symbolische betekenis. Maar hij moest wel het water ingaan om de kamerling te kunnen dopen. Zijn afgaan in het water was een praktische noodzakelijkheid om deze handeling te kunnen verrichten. En daaruit volgt weer dat dopen onderdompelen inhoudt, want voor besprenkelen of overgieten had Filippus niet het water hoeven in te gaan en ook de kamerling niet. Dat had eenvoudig aan de kant van het water kunnen gebeuren.
Is het niet merkwaardig dat deze dingen zó door de Schrift vermeld worden? Wat is God wijs en goed om ons door zulke eenvoudige toevoegingen duidelijk te maken hoe de doop voltrokken moet worden.