God verandert mensen
VELEN VAN ONS KENNEN BOVENSTAANDE UITSPRAAK als titel van een programma van de EO. Het is wonderlijk te zien hoe God mensen tot een radicale verandering brengt. We zien dat beschreven in zijn Woord bij een man als Paulus. Deze vervolger van de Gemeente wordt een halt toegeroepen op de weg naar Damaskus. Een paar,dagen daarna verkondigt hij in de stad, waarheen hij op weg was om dood en verderf te stichten, het evangelie van eeuwig leven en gelukzaligheid.
We zien echter ook anderen die minder spectaculair maar toch even reëel tot levensverandering komen. Ik denk dan aan Timotheüs die tot geloof in Jezus Christus kwam, maar bij wie dat veel minder drastisch ging als bij Saulus van Tarsen. Zoals toen in bijbelse tijden is het ook nu. Mensen, midden uit de wereld, komen tot inkeer, maar ook zij die van jongsaf aan met het christelijk geloof bekend zijn. De een zowel als de ander heeft bekering nodig. En God wil door zijn Woord en zijn Geest die omkeer bewerken. Dit sluit de menselijke verantwoordelijkheid om zich te bekeren niet uit, maar dat is een andere zaak, die we hier laten rusten.
God gebruikt mensen
Aan de bekering van mensen zit nog een aspect en dat willen we in dit artikel wel onder ogen zien. En dat aspect is, dat God mensen gebruikt om mensen te veranderen. Soms zijn allerlei personen ingeschakeld in dit proces en ieder heeft zijn steentje bijgedragen. Daar is bijv. het onderwijs van ouders of grootouders, de vertelling van de juffrouw op zondagsschool of club, een traktaat, door een onbekende in de brievenbus gestopt; een ander bezorgt een uitnodiging voor een evangelieverkondiging; de prediker brengt een boodschap, en daar begint het vroeger gehoorde met het nieuw vernomene te werken, en komt de persoon tot bekering.
Het voorbeeld van Naäman
Een pracht-illustratie van het voorgaande hebben we in de geschiedenis van Naäman. We willen onze aandacht richten op hen, die God gebruikt heeft om Naäman het heil te brengen. Oppervlakkig gezien zou je kunnen zeggen dat het bij Naäman alleen om zijn lichamelijke genezing ging. Dat is echter niet juist. Het ging erom dat Naäman in zijn genezing ook de grootheid van de God van Israël zou leren kennen. Het slot van zijn geschiedenis laat dat ook zien. Bovendien is melaatsheid een beeld van de zonde in haar verderfelijk, weerbarstig en ongeneeslijk karakter en als zodanig is Naäman een beeld van de zondaar die reiniging nodig heeft.
Het joodse slavinnetje
Om Naäman te brengen waar hij wezen moet, schakelt God een groot aantal mensen in. In de eerste plaats is er het joodse slavinnetje dat de Arameeërs op een plundertocht uit Israël hebben meegenomen. Toen dit meisje hoorde van de ongeneeslijke kwaal van haar meester heeft ze zich niet verkneukeld van leedvermaak en gezegd: ‘Net goed’. Nee, ze is met het lot van haar heer bewogen, en zegt tegen haar meesteres: ‘Och was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen.’ Wat een prachtig getuigenis: geen spoor van haat tegenover de man die tot de vijanden van haar volk behoort, geen spoor van twijfel aan de macht en de bereidheid van de God van Israël van Wie Elisa de profeet is. Hebben wij deze zelfde gezindheid ten opzichte van hen die verloren zijn en die ons misschien kwalijk behandelen? Spreken wij met dezelfde zekerheid over ‘de genezing’ die de zondaar bij Jezus Christus verkrijgen kan?
Mevrouw Naäman
Van de vrouw van Naäman lezen we alleen dat het joodse meisje haar heeft aangesproken over de profeet te Samaria. Uit de geschiedenis blijkt echter dat ze de woorden van het slavinnetje ter harte heeft genomen. Ze schaamde er zich niet voor die boodschap aan haar man door te geven. Zij is de tweede schakel in deze geschiedenis. ‘Natuurlijk, het was haar man, daar had ze alles voor over’. zeggen we misschien. Maar is dat wel zo natuurlijk? Leven vele echtparen niet als kat en hond? En leven anderen niet volkomen langs elkaar heen? zodat ze van elkaars innerlijk niets afweten? We mogen het heus wel als een pluspunt zien, dat mevrouw Naäman zich het lot van haar man aantrok. En ze is een aansporing om voor onze nog onbekeerde familieleden wegwijzers naar Christus en voorbidders te wezen.
De koning van Aram
De derde persoon die door God gebruikt wordt, is de koning van Aram. Deze heeft als koning wel belang bij een gezonde generaal. Voor het overige echter is hij een heidens vorst die in de God van Israël geen enkele interesse heeft, zo kunnen we wel stellen. In ieder geval heeft hij zo zijn eigen ideeën over wat er gebeuren moet. Naäman heeft hem verteld wat het joodse meisje gezegd heeft. In plaats van een brief te zenden aan de profeet, zendt de koning echter een brief naar de koning van Israël. En in die brief staat kennelijk niets over de profeet Elisa. Hij bevat enkel een opdracht aan de koning te Samaria om Naäman van zijn melaatsheid te verlossen.
Toch speelt ook de koning van Aram een rol in de geschiedenis van de genezing van Naäman. Zo gebruikt God voor de bekering van een zondaar soms ongelovigen, die net als de Syrische vorst, wel de klok hebben horen luiden, maar die niet weten waar de klepel hangt. Ze verwijzen een ‘zoekende ziel’ naar een evangelisatiesamenkomst, terwijl ze er zelf geen voet binnen de deur willen zetten. Maar toch zijn ook zij een middel in Gods hand.
De koning van Israël
Je kunt je in gemoede afvragen of koning Joram van Israël in deze geschiedenis wel een positieve rol speelt. Hij klaagt en steunt alleen maar en weet de brief van de koning van Aram slechts uit te leggen als een voorwendsel om een oorlog te beginnen. En toch. . . door het luide zelfbeklag van Joram wordt de zaak ruchtbaar en krijgt Elisa ervan te horen. Negatieve kritiek kan soms positieve propaganda betekenen. Daardoor kan de aandacht van een evangelist bepaald worden bij een zoekende zondaar. Omgekeerd kan kritiek op evangelisatiewerk mensen nieuwsgierig maken om de evangelieverkondiging te gaan beluisteren. Maar ook in het persoonlijk vlak is deze mogelijkheid aanwezig.
In een fabriek hebben ongelovige werknemers het over een man die met geestelijke problemen tobt. Een gelovige werknemer hoort hen min of meer schimpend praten en besluit met de betrokken man contact op te nemen. Dit zijn reële gevallen. Ook zo gebruikt God mensen voor zijn doel. In het geval van Joram gaat het trouwens om iemand die beter moest weten. Als koning van Israël hoorde hij een leidsman te zijn; hij was echter een blinde leider. Zulke leidslieden kennen we ook nu, maar de Heer weet ze in weerwil van henzelf te gebruiken.
De boodschapper
Als Elisa van de wanhoop van Joram hoort zendt hij iemand met de boodschap naar hem toe om Naäman naar hem, d.i. Elisa te verwijzen. De naam van deze persoon kennen we niet. Toch werkt ook deze man mee. Hij brengt de boodschap getrouw over en Naäman gaat naar de profeet toe. Een onbekende stopt een uitnodiging voor een lezing bij iemand in de bus. Deze laatste neemt de oproep ter harte, komt op de lezing, vraagt om bezoek en komt tot bekering en geloof in Jezus Christus. Een ander overhandigt iemand een traktaat en loopt door. De betrokkene leest het, zijn aandacht wordt er door getrokken, hij gaat de Bijbel lezen en het betekent een keerpunt in zijn leven.
De bode
Naäman komt bij het huis van Elisa en meende met veel égards behandeld te zullen worden. Tot zijn ergernis stuurt Elisa echter een bode (Gehazi?) naar de deur met de boodschap dat de generaal zich zevenmaal in de Jordaan moet onderdompelen en dat hij dan genezen zal zijn. Weer een boodschapper die een boodschap doorgeeft. Hoeveel van zulke knechten gebruikt God wel niet om het hart van een zondaar te verbreken.
De profeet Elisa
Centraal in het verhaal staat uiteindelijk de man Gods, Elisa. Typologisch gezien stelt hij ons de grote man Gods, de Heer Jezus Christus voor. Praktisch bekeken hebben we in hem de gelovige die in dienst van God de boodschap van het heil verkondigt. Zo zendt God zijn gezanten de wereld in. Thuis en in de vreemde. Maar voordat hun woord de zondaar bereikt, heeft God soms al heel wat mensen ingeschakeld om het contact tot stand te brengen. Van de dienstknechten wordt verwacht dat ze trouw bevonden worden in hun dienst. Elisa was zo’n trouwe dienstknecht. Hij praat Naäman niet naar de mond, maar brengt onvervalst de boodschap van redding. Laten we zijn voorbeeld volgen.
De dienaren van Naäman
Naäman is met de wijze van behandeling niet tevreden en met het geneesmiddel nog minder. Vertoornd geeft hij opdracht om spoorslags naar huis te rijden. De boodschap gehoord, maar niet aangenomen. Zou dan toch alles nog tevergeefs zijn? Nee, nu schakelt God zijn ‘vijfde colonne’ in, de dienaren van Naäman zelf Ze komen met een heel nuchtere overweging. Als de profeet iets moeilijks had geëist, dan zou Naäman daaraan gevolg hebben gegeven. Waarom dan deze eenvoudige opdracht niet opgevolgd?! Zo is voor sommigen het evangelie te gemakkelijk. Geloof in een gestorven en opgewekte Jezus van Nazareth zou redding betekenen voor de eeuwigheid? Kom nou! Het evangelie gehoord, maar afgewezen. En dan komen de vrienden of kennissen met de goed gemeende raad: dóe het toch.
Geloof toch in de reinigende kracht van het bloed van Jezus Christus! Naäman laat zich overhalen. Hij past Gods redmiddel toe en na zeven maal gebaad te hebben is hij rein. Zijn vlees werd niet zoals het geweest was. Nee, het werd nieuw als van een pasgeboren baby. Prachtig beeld van de wedergeboorte! Maar. . . er waren tenminste negen personen nodig om Naäman zover te brengen. De redding zelf was Gods werk en dat is ze ook nu. Maar God gebruikte mensen om voor Naäman de redding aan te brengen. En zo werkt God nog steeds. Hij gebruikt mensen. Stellen wij ons voor Hem beschikbaar, voor welke hand- en spandienst dan ook?