Deze artikelenserie over de doop heeft in de jaren 1977 tot 1979 in de Bode des heils gestaan. Het is een serie van 25 artikelen die speciaal geschreven werden voor jonge mensen.
Een historische schets
De laatste opvatting over de doop die we in deze artikelen bespreken is die over de huisdoop.
Het zal verschillende lezers van de Bode wel bekend zijn, dat br. J. N. Darby deze huisdoop voorstond. Daar hij veel in Frankrijk en Frans Zwitserland gewerkt heeft en hij rechtstreeks in het Frans publiceerde, wordt in de ‘vergaderingen’ daar vrijwel uitsluitend deze doop gepraktiseerd.
In de Engelssprekende landen waar de stem van Darby om zo te zeggen meer een van de vele stemmen was, wordt zowel de huisdoop als de doop op grond van bekering en geloof gevonden. In deze landen heeft dit onderwerp de pennen nogal in beweging gebracht. Toen een broeder in Engeland het probleem van de doop weer eens ter diskussie wilde stellen en aan Darby vroeg: ‘What do you hold about baptism?’, (Wat houdt (vindt) u van de doop?), moet deze voorganger met een woordspeling snedig hebben opgemerkt: ‘I believe it’s better I hold my tongue’ (Ik geloof, dat het beter is dat ik mijn mond houd).
We zullen hieruit wel niet mogen konkluderen dat Darby aan de juistheid van zijn leerstelling is gaan twijfelen. In ieder geval heeft hij zijn mening nooit herroepen en we weten uit andere voorbeelden dat hij niet schroomde dit te doen wanneer hij werkelijk op een bepaald punt van inzicht veranderd was.
In Duitsland, Duits Zwitserland en Nederland heeft de huisdoop haast geen aanhangers gevonden.
Hoe kan dat nu?
De hier geboden schets dient ter oriëntering. Het is bekend dat verschillende gelovigen in ons midden nogal geschokt zijn als ze horen dat bepaalde broeders een vorm van kinderdoop voorstaan. In het bijzonder geldt dat de gelovigen die uit kerkelijke gezindten tot ons zijn overgekomen.
Veelal toch begon hun ‘losmaking’ daarmee dat ze zicht op de doop kregen en ze de kinderdoop als een niet schriftuurlijke handeling leerden zien. Daarop lieten ze zich dopen en kwamen ze in praktische gemeenschap. En nu blijkt het hun dat het eerste volgens bepaalde broeders helemaal niet nodig was geweest! Dat is met recht om de kluts kwijt te raken. Bezorgd vragen ze zich af of de bijbel dan zo’n vaag en onbegrijpelijk boek is, dat je er twee totaal tegengestelde meningen ‘uit kunt halen’. En boe je als gelovigen kunt samengaan als er zulke meningsverschillen heersen.
Verdraagzaamheid geboden
Nu is het erg jammer als er onder gelovigen verschillen van inzicht heersen. Het woord van de apostel: ‘Ik wil dat gij allen hetzelfde spreekt’ mogen we bier wel op toepassen.
Anderzijds echter zijn we als gelovigen niet aan elkaar verbonden en gaan we niet eenzelfde weg van praktische gemeenschap omdat we over alle bijbelse begrippen precies gelijk denken. Niet eenzelfde leer bindt ons maar eenzelfde leven. Hier bedoel ik met Jeer’ natuurlijk niet de leer van Christus, de leer aangaande zijn persoon en zijn werk. Deze leer, die door Johannes als de waarheid tegenover de leugen gesteld wordt laat geen nuanceringen toe. Men gelooft dat Christus de Zoon van God is of men gelooft het niet. Men gelooft dat Hij waarachtig Mens werd of niet. Men gelooft dat het kruis de oplossing geeft voor de zondaar of nien gelooft het niet.
En als men dit niet gelooft dan is er met zulke mensen geen band als christenen. Behalve deze waarheid die in Christus gekonkretiseerd is zodat Hijzelf De Waarheid is, zijn er echter leerstellingen die niet ons christen zijn bepalen, In die dingen zullen we verschillen van mening moeten verdragen. We zijn geen gelovigen omdat we juist denken over de doop, over de toekomst e.d., maar omdat we geloven in een persoon, namelijk in Jezus Christus en daardoor het leven ontvangen hebben. Ook bewandelen we als gelovigen niet eenzelfde weg van praktische gemeenschap omdat we over de doop gelijk denken, dan zouden we met alle respekt overigens voor deze medechristenen baptisten zijn. Nee, we bewandelen dezelfde weg omdat we geloven in Jezus Christus en we gescheiden van leerstellig en praktisch kwaad ons vergaderen op de grondslag van de Schrift. Het is van veel belang dit goed te beseffen.
Is de bijbel zo vaag?
Blijft natuurlijk nog de vraag of de Schrift zo onduidelijk is, dat je zowel de kinderdoop als de doop op grond van bekering erin kunt vinden.
Of moeten we stellen dat de Schrift juist niet onduidelijk is, omdat beide opvattingen er in gevonden worden?
Dit laatste is in feite de opvatting van hen die de kinderdoop (welke dan ook) voorstaan. Zij kennen voor volwassenen die uit de heiden wereld komen de doop na bekering en geloof en voor de kinderen van de gelovigen de doop op grond van hun relatie tot hun ouders. Ik wil hier meteen op ingaan voordat ik de argumenten voor de huisdoop zelf onder de loep neem. Zowel de calvinist als de voorstander van de huisdoop voelt dat hier de kwestie van de ‘ene doop’ (Ef. 4: 5) een rol gaat spelen.
Hun dooppraktijk wekt op zijn zachtst gezegd immers de schijn dat zij twee dopen kennen: èèn voor ‘volwassenen’ en èèn voor zuigelingen. De calvinist verdedigt zich hiertegen door op te merken dat zowel voor de volwassenen als voor de kinderen de doop het teken van het verbond is. Dit is echter slechts een opschuiving van het probleem. Afgezien van de vraag of de doop als teken van het verbond in de plaats van de besnijdenis is gekomen, is het namelijk zo dat de een dus aan het verbond deel krijgt door bekering en op grond daarvan het verbondsteken ontvangt, terwijl de ander er deel aan krijgt op grond van geboorte en daarop het verbondsteken ontvangt.
De voorstander van de huisdoop zal zeggen dat in beide gevallen de doop de toegangspoort is tot het koninkrijk. Afgezien van de vraag of dit juist is, blijkt de volwassene dus op een andere grond een plaats in dat koninkrijk te ontvangen dan het kind. Indirekt wordt dus ook de doop op een andere grond toegediend, worden er althans andere eisen of voorwaarden gesteld om de doop te mogen ontvangen of te mogen toedienen.
Een betekenis erbij
Het is belangrijk hierbij een paar zaken op te merken. Ten eerste kent men aan de doop naast de zin van afwassing en begrafenis nog een derde betekenis toe. Men ziet de doop als een verbondsteken (calvinist) of als een toegangsdeur tot het koninkrijk (voorstander huisdoop).
Aangezien dit echter nergens met zoveel woorden in de Schrift wordt vermeld moet men zijn stelling met afgeleide argumenten proberen waar te maken.
En naar mijn overtuiging zit daar nu juist de kneep. Niet de Schrift is vaag, maar de redeneringen die men op bepaalde Schriftuitspraken bouwt.
Vermindering van betekenis
Ten tweede beperkt men de strekking van bepaalde teksten, die duidelijk de kinderdoop uitsluiten. In het maartnummer van de Bode heb ik puntsgewijze de vraag beantwoord wie er gedoopt mogen worden. Ik heb daarbij een aantal Schriftuitspraken aangaande de doop geciteerd of aangeduid, die nooit van toepassing kunnen zijn op de doop van zuigelingen. Een calvinist die kennelijk de kracht van deze opsomming heeft gevoeld, schrijft me: ‘U noemt een aantal punten die eigenlijk alleen maar bewijzen dat in het nieuwe testament voornamelijk over de doop van volwassenen gesproken wordt’.
Een zelfde uitspraak hoorde ik ook uit de mond van een voorstander van de huisdoop. Redeneert men echter ook zo als het gaat om de ‘vrouw in het opzienersambt?’ Als we op grond van 1 Timotheüs 3 en andere plaatsen konstateren dat de ouderling een man moet zijn met een gezin dat goed funktioneert, zegt men dan ook dat we niet moeten vergeten dat het nieuwe testament hoofdzakelijk over de mannelijke ouderling spreekt?
Laat men èèn tekst noemen
Er is echter meer. Het nieuwe testament spreekt voornamelijk over de doop van ‘volwassenen’ zo stelt men. Wel, laat men dan eens een tekst noemen, die daarop duidelijk een uitzondering is.
Men stelt dat de eerste gemeente zich in een zendingssituatie bevond en er daarom alleen sprake is van de doop van mensen die tot bekering en geloof kwamen. Maar vele van deze mensen hadden toch kinderen. Is het dan niet vreemd, dat nooit uitdrukkelijk vermeld wordt dat die kinderen en zuigelingen er bij werden gedoopt, ook al konden ze aan de eis van berouw en bekering niet voldoen? Dit klemt te meer omdat bij andere heel wat minder belangrijke zaken de kinderen wel vermeld worden (zie Hand. 21: 5).
Daarmee is nog niet alles gezegd. Het nieuwe testament bestrijkt een periode waarin zich een geregeld gemeentelijk leven ontwikkeld heeft. In de gezinnen die eertijds uit het heidendom gewonnen waren, zijn later kinderen geboren, ook gingen jonge christenen een huwelijk aan en werden er nieuwe christelijke gezinnen gesticht. Nooit echter lees je dat er apart zuigelingen werden gedoopt. Het nieuwe testament zwijgt daarover in alle talen en als zij die de kinderdoop of huisdoop voorstaan gelijk hebben moet een dergelijke handeling toch vaak zijn voorgekomen.
En ook dat is nog niet alles. Er komt nog bij dat in de leer over de doop:
a. geen plaats voor een zuigelingendoop is ingeruimd;
b. de leer zelf de zuigelingendoop uitsluit.
Bij een zuigeling is de doop geen afwassing van de zonden, geen begrafenis met Christus, geen vraag voor God van een goed geweten.
Waar ligt de grens?
De derde zaak die vermelding verdient is de kwestie van de leeftijd, waarop de doop niet meer zonder belijdenis mag worden toegediend. De voorstanders van de kinderdoop of de huisdoop zitten met het probleem dat bij overgang van een gezin tot het christendom er een norm gevonden moet worden om te bepalen welke kinderen zonder persoonlijke belijdenis gedoopt moeten (mogen) worden en welke niet. Welk kind mag nog zuiver op grond van geboorte de doop ontvangen en van welk kind moet men een belijdenis vergen? En ook hier laat (uiteraard) de Schrift hen volkomen in de steek.
Daarentegen hebben de voorstanders van de doop van bekering slechts èèn norm, namelijk een belijdenis. Natuurlijk kunnen zij zich ‘vergissen’. Een belijdenis kan bij jongere personen b.v. onduidelijk zijn en bij ouderen zelfs onoprecht. Zij baseren zich echter op de belijdenis en hebben dus èèn norm en geen twee.
Terloops zij opgemerkt dat sommige huisdopers het hele huis met inwonende bedienden enz. willen dopen. Voor hen speelt dan alleen maar de beslissing van het hoofd van het gezin een rol, Dat hier de betekenis van de doop volkomen in het water valt, is duidelijk.