In 1Kor.9:6 staat een opmerking van de apostel Paulus waar we gemakkelijk overheen lezen. Het betreft de uitspraak: ‘Of hebben alleen ik en Barnabas niet [het] recht niet te werken?’ Paulus moet zich ten opzicht van de Korinthiërs verdedigen tegen valse aantijgingen. Er waren namelijk predikers te Korinthe gekomen, die zijn apostelschap in discrediet brachten.
Ze hadden iets aan te merken op zijn roeping: hij behoorde niet tot ‘de twaalven’ die door de Heer tijdens zijn verblijf hier op aarde als apostel waren aangesteld of op bijzondere wijze door het lot waren aangewezen (Matthias). En wat zijn werkwijze betreft viel Paulus op door geen ondersteuning aan te nemen, maar door handenarbeid in zijn onderhoud te voorzien.
Wat het eerste betreft kan Paulus zich erop beroepen wel de Heer te hebben gezien. Hij is door de verheerlijkte Heer geroepen (vgl.9:1).
Wat het tweede punt aangaat werpt hij de vraag op of hij en Barnabas soms de enigen zijn, die het recht missen om niet te werken. Hij had dat recht net zo goed als de anderen, hij maakte er alleen geen gebruik van.
Tot zover is de bedoeling van de apostel wel duidelijk. Er is echter meer. De zaak waar het om gaat is dat de apostel hier spreekt over ‘ik en Barnabas’. En dat niet omdat hij hier zichzelf het eerste noemt, wat in ons spraakgebruik onbeleefd is, want dat was in die tijd gebruikelijk. Nee, het gaat erom dat hij naast zichzelf Barnabas als voorbeeld noemt. Deze was toen immers niet meer bij hem?! We weten dat er zich na de eerste zendingsreis een verschil van mening tussen Paulus en Barnabas heeft voorgedaan over het meenemen van Johannes Markus op een tweede tocht. Barnabas was daar voor en Paulus was er tegen. Dit leidde tot verwijdering tussen de beide dienstknechten van God. Op de tweede zendingsreis neemt Paulus Silas mee, en zover we weten is Barnabas nooit meer een reisgenoot van hem geworden.
De vermelding van Barnabas is dus merkwaardig, want Paulus is niet samen met Barnabas in Korinthe geweest, maar samen met Silas. Nu gaat het om twee punten en wel: a. dat Paulus de naam van Barnabas vermeldt en b. waarom hij Barnabas noemt.
Om met het laatste te beginnen: het is de vraag of hij Silas wel als voorbeeld noemen kon. We weten namelijk niet of deze ook net als Paulus mede voor hem ‘de kost verdiend heeft’ (Hand.20:34).
Het kan ook zijn dat Barnabas een grotere bekendheid genoot dan Silas en iemand was tegen wie men meer opkeek.
Maar dan nu het feitdat Paulus zijn vroegere reisgenoot vermeldt. Hij noemt hem in zijn brieven slechts twee keer, namelijk hier en in Kol.4:10. In die laatste tekst echter slechts indirect als een nadere aanduiding van Markus. Op zichzelf is die indirecte vermelding al iets moois. Paulus zwijgt Barnabas niet dood! We ontlenen aan die vermelding en het feit dat Markus met Paulus meewerkt de gedachte dat het tussen Paulus en Barnabas ook weer in orde is gekomen, ook al gaan ze voortaan elk hun eigen weg.
Per slot van rekening behoeft een bepaald samenwerkingsverband niet altijd te duren. Maar de vermelding in 1Kor.9 is in dit opzicht net zo belangrijk. Paulus had alleen zichzelf kunnen noemen en het voorbeeld van Barnabas kunnen verzwijgen. Dat doet hij echter niet. Bovendien blijkt uit zijn opmerking dat hij Barnabas is blijven erkennen als een werker voor de Heer. Het is jammer dat er indertijd een verwijdering tussen de beide mannen is ontstaan. Dat leert ons dat ook grote mannen Gods in bepaalde opzichten falen kunnen. Anderzijds is het bemoedigend en leerrijk te vernemen, dat er geen ‘verbittering’ gebleven is, maar dat Paulus Barnabas als medevoorbeeld noemt en hem dus in zijn arbeid waardeert. We moeten dus niet té vlot over 1Kor.9:6 heen lezen.