Deze artikelenserie over de doop heeft in de jaren 1977 tot 1979 in de Bode des heils gestaan. Het is een serie van 25 artikelen die speciaal geschreven werden voor jonge mensen.
De doop die u behoudt
Volgens de voorstanders van de huisdoop dient de doop ertoe om ons een plaats van behoudenis op aarde te doen innemen. Men beroept zich daartoe op Hand. 2: 40 waar we de oproep lezen: ‘Laat u redden van dit verkeerd geslacht’. We hebben deze tekst in de vorige aflevering besproken.
Als tweede tekst, die steun moet geven aan de gedachte van behoudenis voor deze aarde, voert men 1 Petr. 3: 21 aan. Deze tekst is al uitvoerig besproken. Ik volsta hier dan ook met een paar opmerkingen:
het oordeel van de zondvloed wordt aangehaald in verband met het oordeel over de levenden (Matth.24: 37 39) en met het vergaan van de hemelen en de aarde (2 Petr. 3: 510). Als er een relatie gelegd wordt tussen de doop en de zondvloed zoals in 1 Petr. 3: 20 en 21 gebeurt, dan moet het behoud waarvan dat vers spreekt het behoud voor het uiteindelijke oordeel betekenen.
Noach’s plaats op de gereinigde aarde waarvan alle goddelozen verdelgd zijn is geen type van onze afgezonderde plaats in deze wereld, maar bevat een heenwijzing naar de toekomst.
als Petrus zonder nadere aanduiding over behouden worden of over behoudenis spreekt is het willekeur daar in het ene geval iets anders onder te verstaan dan in het andere (zie 1 Petr. 1: 5; 1 Petr. 4: 18 en verg. met 1 Petr. 3: 2 1) wanneer Petrus spreekt over ‘de doop die u behoudt’ heeft hij het over de doop, als uiting van bekering en erkenning van het oordeel van God over onze oude mens.
De vraag van een goed geweten
In het tweede deel van de hierboven besproken tekst staat, dat de doop niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar de vraag voor God van een goed geweten. Hier zi n twee uitleggingen mogelijk, namelijk
a. een goed geweten vraagt om de doop.
b. door de doop verkrijgt men een goed geweten.
Aangezien eerst staat wat het ‘resultaat’ van de doop niet is, mogen we verwachten dat het tweede deel zal zeggen wat het wel is. Persoonlijk houd ik het dan ook op de tweede uitleg. Hoe dit echter ook zij, deze omschrijving van wat de doop inhoudt is onmogelijk van toepassing op de doop van zuigelingen. De zuigeling verkrijgt geen goed geweten door de doop en zeker vraagt zijn goede geweten niet om gedoopt te worden.
Beperkte betekenis van de doop voor kinderen?
leder voelt dan ook dat de doop van zuigelingen nooit die rijke inhoud kan hebben die de doop van hen die zich bewust tot God bekeren heeft.
Bij de doop is sprake van ‘aandoen van Christus’, ‘afwassing van zonden’ , ‘aanroepen van zijn naam’, ‘vraag van een goed geweten’…. De zuigelingendoop mist deze elementen. Zowel de calvinist als de voorstander van de huisdoop beseffen dit. In feite is dat een struikelblok voor hun opvatting, want welke zin van de doop blijft er dan nog over? Wel, alleen de betekenis, die men zelf ‘extra’ aan de doop heeft toegekend. Voor de calvinist is dat de betekenis van teken van het verbond. Men poogt daarbij nog iets van de bijbelse betekenis te behouden door te zeggen, dat de kinderen niet minder dan de volwassenen de verlossing van de zonden en de gave van de Heilige Geest wordt toegezegd. De doop is echter niet een belofte van afwassing enz., nee, de afwassing is direkt met de doop verbonden. De duidelijke direkte betekenis van de doop laat men dus te loor gaan terwille van een op redenering berustende instelling.
De voorstander van de huisdoop staat er ongeveer gelijk voor. Voor hem blijft als betekenis over, dat de doop de toegang zou zijn tot het koninkrijk. En in tegenstelling met de volwassenen zou de zuigeling zonder werking van het Woord, zonder bekering dit koninkrijk kunnen binnengaan. Verder zou het kind door de doop een plaats van behoudenis voor deze aarde innemen. Ook hier wordt dus de direkte zin van de doop ingeruild voor een gekonstrueerde. Ook meent men Rom. 6: 4 op de kinderdoop te kunnen toepassen; daarop hoop ik later in te gaan.
Terecht kan men zich afvragen of de doop in het ene geval dan zoveel minder betekenis kan hebben (afgezien van de vraag of dat mindere wel een betekenis is) dan in het andere. Om dit bezwaar te ondervangen beroepen calvinist en huisdoper zich op Rom. 4: 11 waar staat dat Abraham het teken van de besnijdenis ontving als zegel van de gerechtigheid van het geloof Voor de kinderen was de besnijdenis enkel teken van het verbond, maar voor Abraham was de besnijdenis tevens zegel voor zijn geloof. Hier moet wel bij vermeld dat de calvinist dat karakter van zegel van de gerechtigheid van het geloof toch ook aan de besnijdenis van de kinderen wil toekennen, maar dan als een soort toezegging, een teken bij voorbaat….
Ismaël dan…. ?
Op beide visies wil ik kort ingaan en ik doe dat te meer omdat nog onlangs in de Friese Kerkbode geschreven werd, dat alle bezwaren, die men tegen de kinderdoop heeft, ook in te brengen zijn tegen de besnijdenis van kinderen.
Ik geef mijn kommentaar weer puntsgewijs:
- Nergens in de bijbel staat, dat de besnijdenis het zegel van de gerechtigheid van het geloof is. Rom. 4: 11 zegt alleen dat Abraham de besnijdenis ontving als zegel van zijn geloof.
- Het doel van Rom. 4 is duidelijk te maken, dat de rechtvaardiging op grond van geloof niet gebonden is aan besneden zijn. Wie in de besnijdenis een zegel ziet van een nog toe te kennen gerechtigheid van het geloof doet afbreuk aan het onderwijs van Rom. 4: 9 12.
- Van Abraham staat, dat zijn besnijdenis het zegel van de gerechtigheid van het geloof was, dat hij IN ONBESNEDEN STAAT HAD. Van de besnijdenis van Ismaël kan dit beslist niet gezegd worden. En van de besnijdenis van de ‘met geld gekochten’ in Abrahams huis evenmin. Als men zich dan ook op het voorbeeld van de besnijdenis wil beroepen dan moet men ook kinderen van dertien jaar en ouder gaan dopen ongeacht de vraag of ze zich bekeerd hebben.
- De besnijdenis van Abraham werd een zegel genoemd. Een zegel dient om iets te verzegelen. Een zegel veronderstelt dat de te verzegelen zaak aanwezig is, het is niet de belofte dat iets geschonken zal worden. In dat laatste geval spreekt de Schrift van onderpand. De besnijdenis wordt echter nooit een onderpand genoemd.
- Nergens in het oude testament wordt de besnijdenis behalve als verbondsteken ook nog voorgesteld als zegel van de gerechtigheid. Nooit werd indertijd de besnijdenis toegediend met de gedachte dat voor de volwassenen deze handeling een rijkere inhoud zou hebben dan voor de kinderen. De vergelijking gaat dus niet op. In de Schrift staan van de doop namelijk wel uitdrukkelijk de betekenissen vermeld. Maar deze vermelde betekenissen komen geen van alle bij de kinderdoop tot hun recht. Tegen de kinderdoop zijn dus fundamentele bezwaren in te brengen die niet tegen de besnijdenis van kinderen aan te voeren zijn. Bij de besnijdenis is niet gezegd: wie geloofd zal hebben en besneden zal zijn… Of bekeert u en een ieder van u late zich besnijden… Of laat u besnijden en uw zonden afwassen Of. de besnijdenis is de vraag van een goed geweten…
Men kan zich dus onmogelijk met enig recht op Rom. 4: 11 beroepen om de doop van zuigelingen te rechtvaardigen.