Deze artikelenserie over de doop heeft in de jaren 1977 tot 1979 in de Bode des heils gestaan. Het is een serie van 25 artikelen die speciaal geschreven werden voor jonge mensen.
Op de artikelenreeks over de doop is ook een reaktie gekomen van een broeder uit de kring van de Baptisten. Ik neem zijn sympathieke brief graag in zijn geheel over.
Geachte broeder Fijnvandraat,
Hoewel ik niet behoor tot die broeders en zusters die onder de naam ‘ Vergadering der gelovigen’ samenkomen, lees ik al vele jaren de’ Bode ‘ en dat moet u weten met veel vreugde en zegen. Met belangstelling en interesse volgde ik ook de serie’ Dopen, waarom eigenlijk? en daarover maak ik nu graag een paar opmerkingen. Wat u aanhaalt onderpunt 7 in artikel 4 (april ’77) werkt u nader uit in artikel 18 (sept. ’78). Met betrekking tot de praktijk in onze gemeenten (de baptistengemeenten) maakt u zonder twijfel te goeder trouw een paar opmerkingen die niet juist zijn. Om kort te gaan het volgende:
1) In bijna al onze gemeenten staat het Avondmaal open voor alle kinderen Gods van welke kerk dan ook, gedoopt of besprenkeld.
2) Verwart u in de eerste regels (blz. 182) de gemeente en ‘de Christelijke Kerk niet?
3) Wij dwingen niemand met eigen kerkgenootschap te breken. Wie daar (nog) niet aan toe is, moet zich althans bij ons (nog) niet laten dopen.
4) Wij geloven dat men niet ‘vrijblijvend’ gedoopt moet worden, m. a. w.: Wie zich laat dopen, treedt toe tot een onderdeel van de gemeente van Christus. Dat onderdeel is voor hem of haar verantwoordelijk en omgekeerd.
5) Hoe kan iemand gedoopt zijn of willen worden en desondanks lid willen blijven van een kerk waar men zuigelingen besprenkelt? Is dat Bijbels konsekwent?
6) De toegang tot de gemeente (blz. 182) is inderdaad de doop met de Heilige Geest. Maar hier verwart u de gemeente (van Christus) met een plaatselijke gemeente.
Bij ons baptisten is de doop hoogstens toegangspoort tot de plaatselijke gemeente.
U veel zegen wensend op de arbeid, vriendelijke groeten, de Heer bevolen.
Het is fijn te vernemen dat deze broeder de ‘Bode’ met vreugde en zegen leest. We hopen dat nog veel meer leden van de Vergadering der Gelovigen, die op een andere wijze dan wij samenkomen ons blad zullen gaan lezen en daar een zegen van zullen ondervinden (N.B. Ik druk me expres erg principieel uit om te laten uitkomen dat we de naam ‘Vergadering van Gelovigen’ niet bedoelen te gebruiken als groepsnaam, hoewel we in de praktijk vaak in dat euvel vervallen). Graag wil ik nu kort op de gegeven punten ingaan. Vooraf echter een paar algemene opmerkingen.
Mijn kenschetsing van het baptistenstandpunt berust niet alleen en niet zo zeer op wat in ons land onder ‘de Baptisten’ gebruikelijk is, als wel op dat wat ‘officiëel’ geleerd wordt of in ‘gezaghebbende’ publikaties vermeld is. Bij dit laatste sluit zich een tweede opmerking aan, namelijk dat de aard van ‘het Baptisme’ het moeilijk maakt van een officiëel geldende leer of praktijk te spreken, alsmede van gezaghebbende publikaties. Ik had me dus met meer voorbehoud moeten uitdrukken. Bij mijn nu volgend kommentaar baseer ik mij op het boek ‘Die Baptisten’ van John David Hughey jr., vertaald uit het Engels door Dr. Claus Meister. Beiden zijn docenten aan het Baptisten Theologische Seminarie te Rüschlikon Zürich. Dit boek is in 195 9 uitgegeven en mag dus nog wel als normatief beschouwd worden.
ad 1.
‘De meerderheid van de baptistengemeenten passen het zogenaamde gesloten lidmaatschap toe, dat is een lidmaatschap dat gesloten is voor allen met uitzondering van hen, die als gelovigen gedoopt zijn. Zij die uit andere kerken komen, moeten gedoopt worden, ook als ze al lang christen zijn, maar niet als gelovigen gedoopt zijn. (ö..) Enige gemeenten passen het open lidmaatschap toe, maar zelfs deze voltrekken de doop van gelovigen door onderdompeling’ (blz. 40).
Blijkens de ingezonden brief huldigen de baptistengemeenten in Nederland overwegend het laatste standpunt, waarbij misschien zelfs van open avondmaal in plaats van open lidmaatschap gesproken moet worden. De vraag is namelijk of men zulke gelovigen alleen als gast toelaat of als volwaardige leden beschouwt. Persoonlijk heb ik het gevoelen dat eerst in de laatste tientallen jaren de baptisten in Nederland dit ruimere standpunt zijn gaan innemen.
ad 2. Onze broeder doelt op de regels.
Is de doop de toegangspoort tot de gemeente?
Volgens de baptisten vormt de doop de toegangspoort tot de gemeente’. Daar heb ik onder b. dit van gezegd:
Net de doop met water vormt de toegang tot de gemeente, maar de doop met de Heilige Geest’. Op de vraag van de briefschrijver kan ik alleen maar antwoorden dat er voor mijn gevoel geen onderscheid is tussen ‘de gemeente’ en ‘de christelijke kerk’. Ik heb wel voorkeur voor de eerste benaming omdat die zo in de bijbel voorkomt. En tegen de tweede heb ik dus het bezwaar dat het woord ‘Kerk’ niet in de bijbel is te vinden. Nog meer bezwaar heb ik tegen het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ omdat dit suggereert dat er ook nog een niet christelijke kerk zou bestaan.
ad 3.
Dit volgt uiteraard uit het onder 1. gestelde. Nogmaals wil ik erkennen, dat ik me dus genuanceerder had moeten uitdrukken. Zie echter punt ad 4.
ad 4.
In dit punt verschillen we dus duidelijk.
Wij achten ons geroepen iemand te dopen zodra hij inziet dat hij in feite niet gedoopt is. Wij achten het niet verantwoord:
a. te eisen dat hij breekt met zijn kerkgenootschap;
b. te wachten met hem te dopen tot hij zijn kerkgenootschap verlaten heeft.
Het baptistenstandpunt brengt dus indirekt wel mee dat men voor het toedienen van de doop een breuk met het kerkgenootschap ‘eist’.
Overigens heb ik erg moeite met de uitdrukking ’treedt toe tot tot een onderdeel van de gemeente van Christus’. Ik ken als ‘onderdeel’ alleen de plaatselijke gemeente (zie ad 6).
ad 5.
De vraag is: maakt de praktijk van de zuigelingenbesprenkeling het voor iemand die een bijbels inzicht over de doop gekregen heeft, in zijn geweten onmogelijk lid van dit kerkgenootschap te blijven?
Over die gewetensvraag willen wij niet heersen, terwijl we ons toch verantwoordelijk voelen aan zijn wens om gedoopt te worden, gehoor te geven. Daarbij zullen we de Heer bidden zo iemand verder te leiden in de overtuiging dat de Heer dat doen wil. Ik denk hierbij aan de woorden van Elia.
Toen Naäman bepaalde moeilijkheden in het vooruitzicht zag, heeft Elia hem niet precies verteld wat hij al of niet moest doen, maar gezegd: ‘Ga heen in vrede’. De Heer zou de weg van Naäman ‘klaren’.
ad 6. Ik citeer hier Hughey weer:
‘Wat is de betrekking tussen doop en lidmaatschap van de gemeente?
De meeste baptisten houden met de woorden van de belijdenis van de ‘General Baptists’ uit het jaar 1678 de doop voor een teken van ons intreden in het genadeverbond en een inplanting in Christus en het lichaam van Christus, dat zijn gemeente is’.
Later korrigeert hij als volgt
‘Men kan lid worden van het lichaam van Christus voor de doop. In werkelijkheid moet de doop alleen plaatsvinden nadat dit geschied is.
Men wordt evenwel slechts als het teken van lidmaatschap in de universele gemeente in de doop zichtbaar wordt, lid van een plaatselijke gemeente’. Met andere woorden: de doop dient als toegang tot de plaatselijke gemeente.
Mijn kommentaar:
Nergens lezen we dat de doop een teken is van de inplanting in Christus en het lichaam van Christus.
Verder kent de Schrift geen onderscheid tussen het toetreden tot een plaatselijke gemeente en de Gemeente.
Anders gezegd: de plaatselijke gemeente moet in haar openbaring een afspiegeling van de Gemeente zijn. Dat houdt in dat men van een plaatselijke gemeente niet op een andere wijze lid wordt als van de Gemeente.
Nog anders gezegd: tot de plaatselijke gemeenten behoren zij die tot de Gemeente behoren en ze behoren daartoe op grond van het feit dat ze lid van het lichaam van Christus zijn. En dit laatste wordt men door de doop met de de Heilige Geest.
Opmerkelijk is ook dat de doop geen gemeentelijke zaak is. Ze wordt niet voltrokken in tegenwoordigheid van of namens de plaatselijke gemeente (denk aan de kamerling en Saulus). Dit staat ook de gedachte dat de doop de toetreding is tot de plaatselijke gemeente in de weg!
Ik heb in mijn kommentaar hier en daar de puntjes op de ‘i’ gezet, maar onze broeder zal me dat wel niet kwalijk nemen, en ik wil hem nog hartelijk danken voor zijn schrijven dat ons een ruimer beeld geeft van de opvattingen van onze baptisten medegelovigen.