334 Jeugdhoekje: Johnny en zijn viool

Johnny vloog de kamer in! “Moeder. weet u, wat ik graag voor mijn verjaardag wil hebben? Een viool! Ik heb een hele mooie gezien in de winkel op de hoek!”
Moeder keek op van de was. Haar gezicht betrok. “Ja, jongen, ik weet, dat je gauw jarig bent, maar vergeet niet dat ik, nu vader gestorven is, hard moet werken om te zorgen, dat jij en je zusje genoeg te eten hebben. Een viool is vreselijk duur”

Moeder ging met een verdrietig hart verder met de was. Ze gunde haar jongen zo graag die viool, vooral als ze hem daardoor gezellig thuis kon houden, zodat hij niet op straat slenterde en met verkeerde vrienden op stap ging. Wacht, als ze nu eens extra hard werkte, misschien kon ze dan wat geld oversparen!

Er werd over de viool niet meer gesproken. Op zekere dag ging moeder echter stilletjes met het overgespaarde geld in haar portemonnaie naar de winkel. Ze wist, precies wat Johnny’s viool was. Hij had haar duidelijk verteld hoe die er uitzag. Fijn, ze had er net geld genoeg voor! Met een blij hart en de viool onder de arm ging moeder naar huis. Wat zou johnny blij zijn!

Toen de verjaardag aanbrak, was Johnny door ‘t dolle heen, toen hij ‘s morgens op z’n stoel een pak zag staan. Aan de vorm kon bij wel raden wat het was. En al heel gauw was Johnny op zijn manier aan ‘t spelen. Dag aan dag oefende hij, maar veel moois was ‘t niet. Op ‘t laatst begon dat gejammer op de viool Marie, zijn zusje zo te vervelen, dat er voor Johnny niet anders opzat dan om buiten te gaan oefenen. Niet ver van zijn huis stroomde een beek, waarover een spoorbrug lag. Daar ging Johnny op een steen zitten spelen en ‘t werd al schemerig, toen bij besloot naar huis te gaan. Wat was dat echter op de spoorbaan? Johnny zag een man met een groot lidteken over zijn wang. die schuin links en rechts kijkend een grote steen op de rails rolde. Daarna ging hij er vlug vandoor!

Johnny stond sprakeloos van schrik. Straks zou de avondtrein er aankomen, uit de rails vliegen en de wagons zouden in ‘t ravijn van de beek storten. Hoeveel mensen zouden er dan wel verongelukken? Vlug greep Johnny zijn viool en rende naar de steen. Hij probeerde hem van de rails te rollen, maar hij was veel te zwaar. ‘Het station, daar moest hij heen! Maar het was al laat. Heel in de verte hoorde hij ‘t vertreksein al. Wat moest hij doen In wanhoop bad Johnny God om hem te helpen En direkt kreeg hij een idee: “Zijn viool in brand steken ! Maar een stemmetje in Johnny zei: “Ben je mal? Je krijgt er nooit meer één, hij is zo duur!’ Maar dan dacht Johnny aan de mensen in de trein Hij was helemaal geen schijnheilig, vroom jongetje maar hij herinnerde zich opeens wat moeder laatst uit de bijbel had verteld van de Heer Jezus, die alles opgeofferd had om verloren mensen te redden Al deze gedachten flitsten door Johnny’s hoofd. Zijn besluit was genomen.

Vlug stak ie een lucifer aan, een stuk droog papier vlamde op en dat stopte hij in de viool. En terwijl het hout vlam vatte liep hij, zo hard hij kon, de trein tegemoet al zwaaiend met de steeds feller brandende viool ‘Gelukkig, de machinist zag het, Johnny hoorde de de remmen knarsen. Stil stond de trein. “Wat betekent dat?” schreeuwde de machinist, die van de lokomotief sprong. Johnny had niet veel tijd nodig om ‘t te vertellen en toen de man begreep aan welk een gevaar ze ontsnapt waren, sloeg hij Johnny op z’n schouder: “Jij bent een prachtkerel!’ Ondanks ‘t verlies van zijn viool gloeide de blijdschap in Johnny’s hart!

Johnny wou al naar huis lopen, maar de machinist greep hem bij de hand en liep de coupé’s van de trein door. “Mensen, we zijn aan de dood ontsnapt! Een man heeft een grote steen op de rails gerold vlak bij de brug en we waren allen in de diepte gevlogen als deze jongen ons niet had gewaarschuwd. Maar hij heeft z’n nieuwe viool in brand gestoken om ons een teken te geven, dat de spoorbaan onveilig was. Laten we eens zien of we hem met elkaar een nieuwe kunnen geven!”

De conducteur was direct voor het plan te vinden en ging met z’n pet rond. Daarna werd de inhoud in Johnny’s zakdoek geknoopt. “Alsjeblief, jongeman en nu maar gauw naar huis!”
Het duurde erg lang voordat moeder uit Johnny’s verward verhaal kon wijs worden. Maar toen was ze ook wát trots op haar jongen!

De volgende morgen stond de politie al vroeg voor de deur om te informeren naar de man, die de steen op de rails gerold had. Johnny kon niet al hun vragen beantwoorden, maar één ding wist hij zeker: het was een lange donkere man met een lidteken op zijn wang.
Niet lang daarna kreeg Johnny bezoek van nog een andere man. “Heb jij de man gezien, die de steen op de spoorbaan rolde? vroeg hij. “Ja mijnheer, ‘t was een lange, donkere man met een lidteken op z’n wang.”

“Luister, jongen,” fluisterde de vreemdeling, “wanneer je opgeroepen wordt om te getuigen voor de rechtbank, moet je niets zeggen over een lange, aonkere man. Je zegt, dat het een korte man was, met rood haar en dan zal ik je honderd gulden geven”
“Maar,” zei Johnny, “zo zág hij er niet uit!”
“Praat daar niet over,” antwoordde de vreemdeling. “je vertelt ze, dat het een korte man met rood haar was en ik geef je twééhonderd guldenl”
Tweehonderd gulden is een heel groot bedrag voor een arme jongen. Hij hoefde er alleen maar een leugen voor te vertellen! Johnny aarzelde. Satan bood een hoge prijs om Johnny ongelukkig te maken, maar Johnny had aan de knie van zijn moeder geleerd, dat “alle leugenaars, hun deel is de poel des vuurs.” Dat was voldoende.

“Neen”, zei hij, “dat zeg ik niet, want het is niet waar!”
De vreemdeling zag dat Johnny niet te bewegen was, maar hij probeerde ‘t nog éénmaal: “Wat doet ‘t er toe hoe die man er uit zag, zeg maar dat hij kort was en rood haar had en dan krijg je …. vierhonderd gulden van me!”
Johnny’s besluit stond echter vast. “Neen,” zei bij beslist, “ik lieg niet, zelfs niet voor vierhonderd gulden!”
Zijn verzoeker draaide zich woedend om en verdween haastig, maar Johnny had een vrede in zijn hart, die niet voor geld te koop is.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies