337 jrg 132, 04-1989 Alleen – verkering en verloving (2)

Anna, de profetes – Er zijn niet zoveel voorbeelden van alleenstaanden in de Bijbel te vinden, maar we treffen er toch wel enkele aan. Zo is er Anna de profetes, die dan wel gehuwd is geweest, maar dat slechts zeven jaar. Daarna is ze ongehuwd gebleven. Ze heeft haar leven in dienst van God gesteld en op haar hoge leeftijd week ze zelfs niet uit de tempel met vasten en bidden. (Luk. 2:36,37). Het lijkt erop dat ook Dorkas (Hand. 9:36-40) een alleenstaande vrouw geweest is. Zij wijdde haar zorg aan de naaste door haar goede werken en weldaden.

Daarbij moeten we bedenken dat er tegenwoordig voor vrouwen veel meer verschillende mogelijkheden zijn om een levensvulling te vinden dan in vroeger tijden. Dat ook nog afgezien van enig geestelijk aspekt. Bijna alle beroepen staan net zo goed voor vrouwen open als voor mannen. Maar ook op geestelijk terrein zijn er – daarnaast – veel meer mogelijkheden. Op medisch en schoolgebied zijn er hier en in de zending mogelijkheden. We kennen kampwerk, clubwerk, arbeid onder zieken, kinderwerk en er zijn diverse werkzaamheden mogelijk op schriftelijk terrein. Er zijn diverse mogelijkheden om van het leven als alleenstaande iets te maken, ook al zal het niet reiken aan dat wat men zich als ideaal had gesteld: een huwelijk, een gezin.

Verkering

Het is in doorsnee zo, dat het hart van een jongen of meisje uitgaat naar een levenspartner. Voor een christen is dat net zo natuurlijk als voor een niet-christen. Als het goed is zal de christen daarbij echter factoren inbouwen waarmee de niet-christen (uiteraard) geen rekening houdt. Men heeft wel gezegd dat voor de christen geldt dat na de bekering de tweede belangrijke stap de verkering is. Men bedoelt daarmee dat het heel wat uitmaakt met wie men verkering krijgt. Voor de gelovige betekent dit dat hij of zij de stap met God doet, ja dat men al voor er van verkering sprake is deze zaak in het gebed voor God gebracht heeft, met de vraag dat Hij het zo mag leiden dat je als jongen of als meisje die levenspartner leert kennen, die bij je past. Waarmee je gelukkig kunt zijn en met wie je samen de Heer kunt dienen.

Een paaltjeswandeling

Zonder alle onderdelen uitvoerig te belichten, – dat is in het verleden al gebeurd (zie mijn boekje ‘Hand in hand’) – wil ik kort de ‘paaltjes’ aangeven die we op dit pad in de gaten moeten houden. Je vindt die paaltjes in feite in Gen. 24.

Het eerste paaltje hebben we al gehad, namelijk dat we van deze zaak een gebedszaak maken. Maar dan niet zo dat we onze keus al gemaakt hebben en God dicteren dat Hij die en die nu maar op onze weg moet brengen. Nee, in volle afhankelijkheid God ons verlangen bekend maken en het aan Hem overlaten wie Hij op onze weg brengt. Bij dat laatste zijn we trouwens zelf ingeschakeld en zijn we niet puur passief. Er moet echter wel geloofsvertrouwen zijn, dat de Heer ons ook leiden wil in deze belangrijke zaak.

Een tweede markering is deze, dat we een gelovige levenspartner wensen en bij voorbaat een verbinding met een ongelovige afwijzen. De Schrift zegt duidelijk dat we geen ongelijk juk moeten aangaan. Dat het licht en de duisternis niet samen kunnen gaan.

Een derde punt is dat we ons niet moeten blind staren op schoonheid, goede positie, enz. maar dat het innerlijk en het daaruit voortvloeiend gedrag van veel meer belang is.

Ten vierde is het van belang waar we onze levenspartner ‘zoeken’. We worden niet opgeroepen om in een hutje op de Mookerhei op hem of haar te zitten wachten. Begeven we ons op die terreinen waar we mogen verwachten jonge medegelovigen te ontmoeten. Zoeken we het om met Gen. 24 te spreken ‘bij de put’.

Vervolgens moeten we zowel geduld hebben om te weten ‘wat van de Heer is’ als een zekere doortastendheid wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn.

Verloving

Is de verkeringstijd een zekere ‘bevestigingstijd’ dat men de goede weg is ingeslagen, de verloving geeft aan dat men hierin nu toch zeker is. En dat men aan de voorbereidingen voor het huwelijk begint. Principieel is er tussen beide niet zo’n groot verschil. Men is nog niet getrouwd, maar weet zich voor elkaar bestemd. Hoewel men daar niet van uitgaat, is er nog de mogelijkheid dat men toch tot het inzicht komt hierin gedwaald te hebben. Hier geldt: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Maar daar gaan we niet van uit. Over verkering en verloving spreekt de Bijbel niet met die termen. Wel kent de Schrift de zg. ‘ondertrouw’, maar dat is een wetttige verbintenis, waar men slechts door echtscheiding van af kon komen en dat is de verloving niet.

Zo is er in Gen. 19:14 sprake van ‘de schoonzoons’ van Lot, ‘die met zijn dochters zouden trouwen’. Ze worden dus al als schoonzoons gezien, maar het huwelijk heeft nog niet plaatsgevonden. Ze zijn wel ‘man en vrouw’ geworden, maar ze wonen nog niet samen. Zo wordt in Deut. 22:23 gesproken over een meisje dat met iemand ondertrouwd is. Het meest bekend is natuurlijk het geval van Maria en Jozef. Maria was met Jozef ondertrouwd (Luk. 1:27), en wordt zelfs door de engel ‘zijn vrouw’ genoemd (Matth. 1:20,24), maar zij woonden nog niet samen.

Seksualiteit

Uit de twee laatstgenoemde voorbeelden valt al wat op te merken wat deze voorbereidende staat betreft, namelijk dat men daarin nog geen seksuele gemeenschap had. In beide gevallen is sprake van een maagd en dat niet in de zin van een grote bijzonderheid, maar als van een normale, zo horende situatie, die zelfs tot het eind van de ondertrouw voortbestond. Luk. 1:34 laat uitkomen dat Maria zelfs de mogelijkheid aan seksueel verkeer met Jozef in die omstandigheden verwerpt.

Het seksuele verkeer is een gave van God, maar het hoort thuis op het terrein van het huwelijk. Dat huwelijk heeft een kant naar God toe, naar elkaar toe en naar de medemensen toe. Twee mensen moeten voor Gods aangezicht weten bij elkaar te horen, maar ook de omgeving heeft er recht op te weten wie bij wie hoort. We hoeven maar te denken aan Abraham en Izak die hun relatie met hun vrouw loochenen en daardoor de schuld waren dat anderen in een zondige verhouding kwamen te verkeren. Geslachtelijk verkeer buiten of voor het huwelijk werd als ontucht beschouwd. In Gen. 34:7 lezen we aangaande voorechtelijk verkeer: ‘zoiets doet men niet’. En in vers 31 staat dat de broers spreken over ‘behandelen als een hoer’. Nu is dat laatste natuurlijk wel erg sterk gezegd, maar het maakt duidelijk dat een dergelijk gedrag niet hoorde. Ook Thamar, de dochter van David, spreekt van zoiets als van een dwaasheid in Israël (2 Sam. 13:12).

Samenvatting

Het is niet gemakkelijk als jongere (of zelfs oudere) alleenstaande de weg van de Heer te vinden. Een man vinden? Een vrouw zoeken? Verkering, verloving, trouwen? Of toch alleen blijven? Gelukkig wil de Heer in alle omstandigheden zijn hulp en leiding geven. Het is daarbij onze verantwoordelijkheid, de voorschriften van zijn Woord in acht te nemen en biddend naar zijn leiding te zoeken.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies