Ex.31:21-25 – Bij het bijbellezen aan tafel viel me weer de houding van Aäron op als Mozes hem bestraft in de kwestie van het gouden kalf. Mozes vraagt hem: ‘Wat heeft dit volk u gedaan, dat gij zulk een zware schuld daarover gebracht hebt?’ Aäron verdedigt zich met te zeggen dat Mozes zelf wel weet dat het volk in het boze ligt en dat ze ham gevraagd hebben een kalf te maken. Maar dat vroeg Mozes niet.
Hij vroeg wat het volk Aäron gedaan had dat hij zo’n zware schuld over het volk gebracht had. In die vraag ligt besloten dat Mozes er niet vanuit gaat dat zijn broer zomaar dat kalf gemaakt zou hebben. Ook niet dat hij voor lichte druk of aandrang van het volk bezweken zou zijn. Er moest volgens Mozes toch wel heel wat gebeurd zijn, wilde Aäron dit gedaan hebben. Deze ontwijkt echter het antwoord.
Hij geeft alleen aan dat het volk in het boze ligt. Nou, en? Daarom hoefde hij toch niet zonder slag of stoot aan hun verzoek te voldoen! Als hij levensgevaar gelopen had (vgl. Ex.17:4) had Aäron dat zeker wel gezegd. Het feit dat hij daarover spreekt, wettigt de conclusie dat er van direct gevaar nog geen sprake is geweest. Integendeel we lezen niets van een protest vn Aäron tegen het volk, waarop dan de woede van het volk ontstoken zou zijn en hij daarop toegegeven heeft. Nee, Aäron is direct voor het verlangen van het volk door de knieën gegaan. Hij had geen geestelijke ruggegraat. Maar dat zegt hij niet eerlijk tegen Mozes.
Nee, hij wentelt de schuld helemaal af op het volk, net als Adam deed met zijn opmerking: ‘De vrouw die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven’ (Gen.3:12). Alsof hij daar niet zelf voor verantwoordelijk was! Nu kunnen we dit allemaal gemakkelijk opmerken, maar hoe zit het met ons? Hebben wij ruggergraat of gaan we uit vrees voor schimp of hoon al met de massa mee, terwijl er van dreiging in de verste verte geen sprake is? En als dat gebeurd is, komen we voor ons falen en onze bangheid dan net ze min uit als Aäron?
Menselijke berekening
Zoals gezegd horen we van geen protest van de kant van Aäron als het volk hem vraagt goden te maken die voor hun aangezicht uitgaan. Dat wil zeggen: goden zoals de Egyptenaars hadden, afgodsbeelden die gedragen of op wagens in processie vervoerd werden. Aäron gaat meteen positief op het verzoek van het volk in. Misschien mogen we ten gunste van hem echter nog opmerken, dat hij gedacht heeft het tij te kunnen keren door een eis te stellen die het volk te hoog zou zijn. Hij vraagt om het goud van de Israëlieten en dat misschien in de hoop dat ze voor die prijs terug zullen schrikken. Kennen wij dat ook niet?
In plaats van direct vastbesloten een standpunt in te nemen dat naar Gods gedachten is, proberen we met tactiek en menselijke berekening ergens aan te ontkomen waarvan we weten dat het niet goed is. Voorbeeld: men vraagt ons me te doen met een bepaalde activiteit waar we om des gewetenswil echt niet aan mee kunnen doen. In plaats van duidelijk te zeggen waarom we weigeren, geven we als reden op dat we op de betreffende datum bezet zijn. Vroeg of laat komen we daarmee natuurlijk op de koffie. Beter gezegd: laat God ons in onze uitvluchten vastlopen.
We weten niet zeker of Aäron zo gedacht heeft als we hierboven veronderstelden, maar als hij het gedaan heeft, heeft hij wel buiten de waard gerekend want als hij wel bereikt heeft, is dat hij het volk tot spot heeft laten staan voor hun vijanden door ze de vrije teugel te geven. Wat dat precies inhoudt weten we niet, maar daar is de naam van de Heer evenmin mee gediend. Iets positief betekent het dus niet.
Dit kalf kwam eruit
De laatste opmerking van Aäron is helemaal om het hoofd erbij te schudden. Het volk gaf het goud en… ‘ik ierp het in het vuur en dit kalf kwam eruit’. Als een koe kalft en dat kalf blijkt een miezerig beestje te zijn dan kan de boer zeggen: ‘Moet je eens kijken: dit is eruit gekomen’. Hij heeft er namelijk geen hand in gehad. Maar Aäron had dat wel degelijk bij het gouden kalf. in plaats van ronduit te zeggen: ‘En toen heb ik dit kalf gemaakt’ of ‘toen heb ik dit kalf laten maken’ komt er een afgezwakte verklaring.
Hieruit zien we hoe moeilijk het is om ronduit onze fouten te erkennen. want laten we wel wezen, we zijn geen haar beter dan Aäron. We proberen ons er soms precies zo kleinzielig uit te redden als hij. Natuurlijk er zijn broeders en zusters die het heel bijzonder moeilijk hebben met het erkennen van schuld. Als er al eens een erkenning over hun lippen komt dan is die verpakt in duizend veronschuldigingen. Iedereen kent ze en praat er zo over… Maar de broeder waarvan u het beste weet hoe moeilijk hij het heeft om schuld te bekennen, dat is de degene die nu dit artikel leest.