Jakobus 2:21 – Twee verschillende persoonlijkheden
Paulus en Jakobus, de schrijver van de brief van Jakobus, vertonen naast punten van overeenkomst ook grote verschillen. Of de schrijver van bedoelde brief nu een van de discipelen van de Heer was of de broeder des Heren. maakt in dit opzicht niet uit. Beide Jakobussen zijn namelijk Joden, die in het Joodse land zijn opgegroeid te midden van hun volksgenoten en die voor hun openlijk optreden nooit in het heidense deel van het Romeinse rijk hebben vertoefd.
De heidenwereld kenden ze alleen door middel van de Romeinse bezetters, die aan hun frivole, afgodische leven doorgaans buiten Jeruzalem op afgezonderde plaatsen uiting gaven. Het leven van beide mannen werd beheerstv door het culturele Joodse leven; een andere vorming kenden ze niet. Paulus was ook een volbloed Jood. Hij was grondig in het Jodendom ingewijd door Gamaliël en ging er helemaal in op. Zijn jeugd had hij echter in Tarsus doorgebracht. Hij kende het heidendom zoals het zich in heidense streken openbaarde. Hij kende de Griekse cultuur en de heiden als mens was hem niet vreemd. Hij was op de hoogte van het heidense denken en kende verschillende van hun dichters.
Door dit alles was Paulus uitermate geschikt om zowel aan Joden als aan Grieken het evangelie te brengen. Jakobus – we nemen nu maar aan dat het om de broeder des Heren gaat, – daarentegen was meer alleen voor een dienst aan zijn volksgenoten toegerust.
Paulus is de man, die de leer van het christendom in zijn volle lengte en breedte doorzag. Hoewel hij het belang van de christelijke levenspraktijk beslist niet uit het oog verloor, onderkende hij ook de noodzaak van het zuiver uiteenzetten van de leer. Jakobus daarentegen is de man van de praktijk. Hij ziet in Christus de Messias van zijn volk en wekt zijn volksgenoten op naar het woord van Christus te leven. Een uiteenzetting van de christelijke leer zoeken we bij hem echter tevergeefs. Zijn betoog in Hand.15 laat zien dat hij begrepen heeft dat men de heidenen de wet met zijn besnijdenis en andere gebruiken niet als een last moest opleggen; zijn optreden vermeld in 21:17-21 laat zien hoe joods hij in zijn denken was.
Deze verschillen tussen de beide mannen maakten hen niet tot opponenten, hun dienst kon wederzijds aanvullend werken. Lezen we echter de brief aan de Romeinen en die van Jakobus dan lijkt het wel of de leer van Paulus in de brief aan de Romeinen en die van Jakobus in zijn brief met elkaar in strijd zijn. De een leert immers dat de mens gerechtvaardigd wordt door geloof zonder werken, de ander brengt naar voren dat de mens gerechtvaardigd wordt door werken en niet door geloof alleen.
In een overzichtje willen we de leer van Paulus en die van Jakobus naast elkaar zetten om duidelijk te maken dat de twee elkaar niet tegenspreken maar elkaar aanvullen.
Paulus Jakobus
- Leert rechtvaardiging op grond van 1. leert rechtvaardiging op grond
geloof zonder werken van werken (Jak. 2:21), maar
(van de wet) niet. zonder geloof
(Rom.3:22,26; 4:1-6; Gal.3:6,9-11; Het geloof werkt samen met
Ef.2:8,9). de werken en wordt eruit volmaakt (Jak. 2:22). - Bespreekt niet de aard van het ge- 2. Bespreekt de aard van het
loof, maar de aard van de geloof niet die van de werken.
Werken (van de wet) om gerecht- Het geloof zonder werken is
vaardigd te worden tegenover dood. Echt geloof moet
goede werken die uit het blijken uit de werken.
geloof voortkomen ‘Toon mij uw geloof’
Werken zonder geloof waardeloos Geloof zonder werken werkeloos - Beroept zich op Abraham die door 3. Beroept zich op Abraham,
God gerechtvaardigd werd, omdat die zijn geloof liet
hij de belofte van de zoongeloofde ziendoor de zoon
van de belofte te willen offeren. - Heeft het over de rechtvaardiging 4. Heeft het over de
(door God) in het oog van God rechtvaardiging
(door God) in het oog van de mensen.
De leer van Paulus in de Romeinenbrief en die van Jakobus in zijn brief vinden elkaar in de leer van Paulus in Ef.2:8-10: ‘Want uit genade bent u behouden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemet’ Dit stemt overeen met de leer in de brief aan de Romeinen. Werken hebben geen verdienstelijk karakter wat de zaligheid betreft.
‘Want wij zijn zijn maaksel , geschapen in Christus Jezus tot goede werken ’. Dit stemt overeen met de brief van Jakobus. Werken zijn de vrucht van de nieuwe schepping ofwel van het geloof. Waar geen werken zijn, is geen waarachtig geloof.