371 jrg 135, 07-1992 Pastorale zorg (1)

Ezechiël 34 – Pastorale of herderlijke zorg is zorg die besteed wordt aan de gelovigen als schapen van de kudde van Jezus Christus en dat met het oog op hun geestelijk welzijn.

Herders en leraars

In Ef.4:11 wordt o.a. gesproken over herders en leraars, die aan de Gemeente gegeven zijn om de heiligen te volmaken. In tegenstelling tot de apostelen, profeten en evangelisten, die daaraan voorafgaand elk apart genoemd zijn, worden herders en leraars samen als één geheel vermeld. Ze horen bij elkaar. De leraar heeft tot taak de gelovigen ertoe te brengen de Heer beter te leren kennen. De herder heeft de taak de gelovigen ertoe te brengen de Heer beter te leren volgen. Bij ons staat de leraar in de regel hoog aangeschreven. We vinden het geweldig als iemand met inzicht de gedachten van God ontvouwt.

Vooral als dat gebeurt in een boeiend betoog of een goed doorwrocht opstel. Het werk van een herder valt minder op en oogst dan ook minder waardering. Dat is echter niet het enige. Het gevaar bestaat dat we herderlijke zorg minder ,i>belangrijk vinden. In de praktijk zien we dat er veel meer leraars optreden dan herders. God noemt herder en leraar echter in één adem en vermeldt waarbij de herder het eerst.

Het welzijn van onze innerlijke mens is eigenlijk van meer belang dan de hoeveelheid kennis die we hebben verzameld. Verder moeten we bedenken dat een leraar zonder enig gevoel voor herderlijke zorg een koudbloedige leraar is, die de ‘leerlingen’ niet daadwerkelijk bezielen kan. Aan de andere kant wordt van de herder verwacht dat hij niet zweverig bezig is, maar met een gezond woord de gelovigen terzijde kan staan (1 Tim.3:2; Tit.1:9).

De kudde bij elkaar houden

Willen we weten wat herderlijke zorg is, dan moeten we naar een herder en een kudde schapen kijken. Een kudde is een eenheid, en die eenheid ligt verankerd in het feit dat er één herder is (Joh.10:16,17). In de herderlijke zorg moeten we die eenheid in het oog houden en waken voor verdeeldheid. We vinden dat treffend uitkomen in de vele voorbeelden in het boek de Handelingen waarbij de eenheid wordt bewaard: in de kwestie van het onderhoud van de weduwen (Hand.6); in het contact met Samaria (Hand.8) en met Antiochië (Hand.11) alsook in de kwestie van de besnijdenis (Hand.15)

Dat niet alleen: we moeten ook de schapen individueel bij de kudde houden. Het eerste waar een herder voor zorgt is immers, dat hij de schapen bij elkaar houdt. Samen met de herder gaan de schapen op stap naar de goede weidegebieden. Een schaap dat de kudde verlaat, loopt gevaar te verdwalen en te verongelukken. Een schaap dat zich van het geheel afzondert, wordt ook een gemakkelijke prooi voor roofdieren.

Roofdieren beloeren een kudde en jagen op de dieren die zich van de kudde verwijderd hebben. Of anders brengen ze de kudde op hol en proberen een dier van het geheel af te zonderen. In het zich ophouden binnen de kudde is de veiligheid van het schaap besloten. En de kudde zelf moet bij de herder blijven als een roofdier een aanval waagt, zodat de herder met de aanvaller kan afrekenen.

Houdt contact

Uit het voorgaande kunnen we de les trekken dat herders de schapen bij elkaar en in contact met elkaar moeten houden. De schapen zelf moeten echter ook bij elkaar willen blijven. Het onderwijs van de herder in de Gemeente zal daarop dan ook gericht moeten zijn. Hij moet de schapen voorhouden, dat onderling contact en onderlinge zorg (vgl. 1Kor.12:25) uitermate belangrijk zijn. Zie eens hoe Paulus de gelovigen daarin onderwijst in Rom.12 en in die gedeelten in de andere brieven waarin hij over de levenspraktijk spreekt (denk aan Gal 6:2 ‘Draagt elkaars lasten’).

We ontmoeten elkaar natuurlijk als we de samenkomsten bezoeken en we hebben daarna een praatje. Maar hoewel het beslist belangrijk is de bijeenkomsten trouw bij te wonen, moet dat toch niet het enige contact betekenen dat we met elkaar hebben. Bij elkaar koffie drinken mag er toch wel bijkomen. Daarbij is het van uiterst belang alleenstaanden of bezoekers van buitenaf na de samenkomst op te vangen en ze op de koffie te nodigen. Op vaste tijden in het lokaal koffie drinken na de morgendienst is ook zeer aan te bevelen.

Verder is het gewenst ook door de week eens bij elkaar op bezoek te gaan. Heel goed voor contact is: samen een werk voor de Heer te gaan doen. Koffiemorgens organiseren of bijbelkringen aan huis, komt eveneens het onderling contact ten goede. Maar vaak is een echt persoonlijk contact nodig waarbij iemand zijn hart eens kan uitstorten.

Voorkomend, opvoedend, verbeterend, genezend

Deze wederzijdse zorg waarbij de herders het voortouw nemen is buitengewoon belangrijk. Ze werkt voorkomend ook al voeren we daarbij niet altijd diepgaande geestelijke gesprekken. Men voelt zich bij het geheel betrokken en dat werkt preventief:het voorkomt afdwalen. Vaak gaan we pas naar iemand toe als er wat mis is, en dan zijn we er nog nooit geweest om gewoon onze belangstelling voor de betrokkene te laten blijken. We moeten gaan corrigeren terwijl er misschien veel voorkomen had kunnen worden.

De zorg moet ook opvoeden zijn. We kunnen elkaar opbouwen in het allerheiligst geloof en opvoeden wat de levenspraktijk betreft. We hebben soms moeite te spreken over wat ons innerlijk beweegt, over wat we zelf in ons geloofsleven ondervonden hebben of over wat we uit Gods woord opgestoken hebben, maar het is opbouwend dat wèl te doen.

Dit opvoedende element mag vooral aan de zorg die de herders aan de kudde besteden niet ontbreken. Zoals de schapen goede weidegrond nodig hebben, zo hebben we als gelovigen nodig ‘gevoed te worden’ met het woord van God. Dat gebeurt in de samenkomsten wanneer het woord van God wordt toegepast op het praktisch geloofsleven. Het gebeurt ook als herders in persoonlijke gesprekken het Woord op deze wijze naar voren brengen.

Het verbeterend aspect komt naar voren als er dingen scheef gegroeid zijn. Dan uit de zorg van de herder zich in het vermanen, in het pogen terug te brengen en soms in bestraffing. Dat moet niet gebeuren doordat we iemand van bovenaf de les lezen; dat werkt namelijk averechts. Het moet voelbaar zijn dat het ons enerzijds gaat om de eer van de Heer, maar anderzijds om het welzijn van hem die afweek.

En dan nu het genezende aspect Het kan ook zijn dat er geestelijke wonden zijn opgelopen die geheeld moeten worden. Het spreekwoord zegt, dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Als er dus iets verkeerds is opgetreden moet de dokter er aan te pas komen.
We moeten echter ook niet optreden als ruige heelmeesters die een been amputeren terwijl we met het wegnemen van een teen hadden kunnen volstaan

Van zorg voor de gelovigen spreekt het woord van Paulus: ‘Laten wij toch terugkeren en de broeders bezoeken in elke stad waar wij het woord van de Heer hebben verkondigd, om te zien hoe het hun gaat’ (Hand.15:36).

Wee, de herders van Israël

We gaan terug naar het voorbeeld van de herder en de kudde om de lessen daaruit te trekken. Ezech.34 is daarvoor bijzonder leerrijk. Er wordt een ‘wee’ uitgesproken over de slechte herders van Israël, waarbij heel duidelijk aangegeven wordt wat hun fouten zijn. Daartegenover wordt in dat hoofdstuk gesproken over de zorg die God als de volmaakte Herder voor zijn schapen heeft. Uit het foutieve zowel als uit het goede voorbeeld kunnen we ons les trekken.

Weiden

Van de slechte herders wordt gezegd, dat ze zichzelf weiden in plaats van de kudde te weiden. (vs.2, 8,10). Dat wil zeggen dat ze niet opkomen voor het welzijn van de schapen, maar alleen voor hun eigen belang. Daartegenover zegt God dat Hij zijn schapen zal gaan weiden (vs,13,14,15,16,23,31). Hij is een God die Israël weidt (Ps.74:1;79:13; 95:7;100:3).

Pastorale zorg moet dus vrij zijn van eigen belang; het belang van de gelovigen moet voorop staan ( vgl. Fil.2:20) en daar moeten we wat voor over hebben. Er moet voor goed voedsel gezorgd worden (vs. 26, 27, 29)

Denken om de zwakken

Een tweede verwijt luidt dat de herders ‘zwakken’ niet versterken. Een goede herder let juist extra op de zwakke schapen in de kudde. Dat zijn o.a. de jonge dieren, maar ook degenen die in hun groei belemmerd zijn en degenen die jongen zogen. Zie in dit verband de zorg van Jacob voor zijn kudde (Gen.33:13)

Zo moeten herders in de Gemeente bijzondere aandacht besteden aan zwakke gelovigen. In 1Thess. 5:13 staat dat zo: ‘ondersteunt de zwakken’. Dat kunnen lichamelijk heel gezonde mensen zijn, maar geestelijk zijn ze zwak. Ze zitten vaak met zichzelf in de knoop, ze twijfelen, zijn altijd bezig met zichzelf, e.d. Er is wijsheid nodig om zulke christenen te helpen. Soms moeten we ze vertroosten, zoals er ook in 1Thess.5:13 staat: ‘vertroost de kleinmoedigen ’. Als gelovigen in de war gebracht zijn door onverstandig optreden van anderen, moeten we ze versterken zoals Judas en Silas dat doen met de christenen te Antiochië (Hand.15:32). Hoe we dat moeten doen, zien we in het voorbeeld van de Here Jezus en in de aanwijzingen in de brieven.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies