De laatste tien, vijftien jaar zijn er een aantal boeken van christen-psychologen verschenen (o.a. van Bruce Narramore, James Dobson, Walter Trobisch) over het onderwerp: ‘liefde voor jezelf’ ofwel ‘zelfrespect’.
De bedoelde schrijvers hebben daarbij gedachten, ontleend aan niet-christelijke psychologen zoals Carl Rogers en Abraham Maslow, in hun visie verwerkt. Andere psychologen als Jay Adams zijn het niet met hun opvattingen eens, en zo is er een uitgebreide polemiek over dit onderwerp ontstaan, waarin ook niet-psychologen zich gemengd hebben. De discussie heeft de aandacht getrokken van een breder publiek. Het is dan ook dienstig op deze kwestie in te gaan en dat te meer omdat daartoe een verzoek is ingediend. Zoals vaak in discussies worden ook hier wederzijds overtrokken standpunten ingenomen en wordt er vaak ongenuanceerd geargumenteerd.
Waarom het gaat
Vele seculiere (wereldlijke)psychologen stellen dat iemand geen goede relatie met een ander kan opbouwen als hij niet zichzelf respecteert. Liefde voor jezelf is de noodzakelijke voorwaarde voor liefde tot de ander, zo zeggen zij. Ze baseren zich daarbij èn op psychologische theorievorming èn op experimenteel onderzoek. In alle toonaarden wordt het belang van een dosis zelfrespect benadrukt.
Walter Trobisch e.a. hebben deze gedachte overgenomen en er een bijbels fundament aan trachten te geven door te wijzen op de uitspraak uit Mark.12:31 dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf. Trobisch schrijft: De Bijbel bevestigt wat de moderne psychologie eerst kortelings ontdekte:zonder eigenliefde kan er geen liefde voor anderen bestaan. Jezus stelt deze twee liefdes aan elkaar gelijk en maakt ze onafscheidelijk van elkaar’.
Sommigen concluderen uit het woord van Christus over de liefde tot de naaste, dat we onszelf behoren lief te hebben. Het gebod de naaste lief te hebben zou dus tevens een gebod zijn jezelf lief te hebben. De volgende overwegingen worden door de christen-psychologen aangevoerd als grond voor zelfrespect:
(1) de mens is waardevol, want hij is geschapen naar Gods beeld;
(2) de mens is als kroon van de schepping op een bijzondere wijze geschapen;
(3) de belangrijkheid van de mens zien we eveneens in de heersende positie die hij op aarde kreeg;
(4) uit het feit, dat God Zijn eigen Zoon voor ons mensen overgegeven heeft, blijkt eveneens de grote betekenis van de mens, immers zo’n grote prijs geef je alleen voor iets dat waardevol is;
(5) we moeten bedenken dat God engelen heeft aangesteld om ons te dienen;
(6) het meest overtuigend voor de waarde van de mens is wel het gegeven dat verloste mensen straks bij God in het Vaderhuis zullen wonen.
In deze nieuwe zienswijze speelt ook dit idee een rol, dat eerst in de lagere behoeften van een mens (voedsel, kleding, onderdak) voorzien moet zijn, wil hij God en zijn naaste kunnen liefhebben.
Een wel zeer extreme positie neemt Robert Schuller in. Deze prediker, die wekelijks duizelden onder zijn gehoor heeft, wil een Nieuwe Reformatie, waarbij de overbetoning van de idee, dat de mens een totaal onwaardige zondaar is, gecorrigeerd moet worden.
De opponenten van voornoemde auteurs wijzen de gedachte dat de mens zichzelf moet respecteren echter radikaal af, en voeren als tegenargumenten aan:
- dat de bron van dit ideeëngoed niet deugt, want die is de wereldse psychologie;
- dat de mens een verloren zondaar is die geen enkele reden heeft met zichzelf ingenomen te zijn;
- dat voor liefde tot de naaste niet de eigenliefde voorwaarde is en dat er evenmin een zorgeloze levensstandaard voor vereist is. We moeten om de naaste te kunnen liefhebben de liefde van God leren kennen.
Liefde voor jezelf is geen gebod
Om met de kritiek op de voorstanders te beginnen: de woorden ‘je naaste liefhebben als jezelf’ bevatten alleen een gebod de ander lief te hebben, maar niet een gebod omjezelfbeminnen.
De Bijbel gaat uit van het feit dat een mens zichzelf liefheeft en meer niet (zie Ef.5:29). Daar moeten echter een paar dingen bij opgemerkt worden. Ten eerste dat niet alle voorstanders over een gebod tot liefde voor jezelf spreken. Bruce Narramore wijst deze gedachte af. Ten tweede dat, als liefde tot jezelf veroordelenswaardig zou zijn, een vergelijking van liefde tot de naaste met liefde tot jezelf een aanvechtbare zaak zou wezen. Maar het is nadrukkelijk niet zó dat de Bijbel ons opdraagt om onszelf lief te hebben. In plaats van over liefde tot zichzelf spreekt Bruce Narramore dan ook over zelfrespect, en dat klinkt toch wel wat anders.
Naar het beeld van God geschapen
Het is heel belangrijk te bedenken, dat God alles geschapen heeft tot zijn eer. Wij zijn er voor God. Het feit dat we naar het beeld van God geschapen zijn, moet in de eerste plaats ons respect voor God, de Schepper, verhogen. Het dient ook om ons met de neus op het feit te drukken dat we waardige beelddragers van God behoren te zijn. De mens vormt weliswaar de kroon van de schepping, en hij is ver boven de dieren verheven, maar we zijn er vooral voor Gods eer.
Het feit dat God zijn Zoon voor ons gegeven heeft, mag helemaal niet als grond aangevoerd worden. Hier geldt hetzelfde als van de verkiezing van Israël. God verkoos dat volk niet omdat het in zichzelf waardevol was, maar Hij maakte het waardevol omdat Hij het liefhad en daarom bewees Hij het genade (zie Deut.7:7,8; 4:7, 33: 28, 29).
Dat God engelen ten dienste van ons stelt, is een zaak van zijn soevereine genade. Hij bepaalt de ordening in de schepping, maar alweer: dat is tot zijn eer. Met onze toekomstige positie in het Vaderhuis is het niet anders; die moet eveneens aan Gods liefde en erbarming toegeschreven worden.
Natuurlijke en Goddelijke liefde
Wanneer de seculiere psychologen spreken over liefde tot jezelf als een voorwaarde voor liefde tot een ander dan hebben ze het over ‘de natuurlijke liefde’. We komen deze term in de Bijbel (in de St. Vert. en Voorhoeve vert. 4e druk) tegen in Rom.1:31 en 2Tim. 3:3. Ook al missen de Nieuwe Vertaling van het NBG en de Telosvert. van het N.T. hier het woord ‘natuurlijke’ en hebben ze de grondtekst weergegeven met ‘liefdeloos’ dan wordt daarmee toch gedoeld op de liefde die de mens van nature kan opbrengen. Die natuurlijke liefde wordt bij de mens opgewekt door de aantrekkelijkheden van de ander of ze wordt veroorzaakt door de relatie waarin men tot de ander verkeert. De liefde van man en vrouw, de genegenheid van een moeder tot haar kind, behoren tot het terrein van de natuurlijke liefde. Wanneer aan bepaalde levensvoorwaarden niet is voldaan, dan kan de mens deze natuurlijke liefde niet meer opbrengen.
Bij hongersnood gebeurt het dan dat moeders hun eigen kinderen opeten (zie 2Kon. 6:28,29). De christen kent echter een veel hogere vorm van liefde, namelijk de liefde van God, die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest ( Rom.5:5). Zoals God ons, zondaars, liefhad zonder dat er in ons iets was dat aanspraak op die liefde kon maken, zo kunnen wij onze naaste liefhebben. Maar om zo te kunnen liefhebben moet een mens bekeerd zijn en geloven in Jezus Christus. Dan eerst is hij werkelijk in staat God en de naaste lief te hebben. Christenen in de meest armelijke omstandigheden hebben bewezen God en de naaste te kunnen liefhebben ondanks het feit, dat het hun aan het nodige ontbrak.
Foute bron, foute zaak?
Uit het voorgaande volgt wel, dat ernstige kritiek op deze nieuwe psychologische visie zeker op zijn plaats is, maar dat wil niet zeggen dat we van de voorstanders van deze theorie helemaal niets zouden kunnen leren. Het is er mee als met het woord van de profeet van de Kretenzen, die van zijn volksgenoten zegt dat ze leugenaars, kwade beesten en luie buiken zijn ( Tit.1:12). Paulus haalt dat woord met instemming aan. Die profeet sprak daar namelijk over iets dat hij door ervaring aan de weet was gekomen. Zo is het ook met de eerder aangeduide niet-christelijke psychologen. Op het vlak van de menselijke gedragingen hebben ze ervaringswijsheid opgedaan, die we niet als waardeloos terzijde mogen schuiven alleen om het feit dat zijdie wijsheid verkondigen.
Welnu, het is te begrijpen dat iemand die met zichzelf overhoop ligt weinig aandacht en zorg kan opbrengen voor een ander. Zo iemand is met zichzelf bezig. Alles draait, zij het in negatieve zin om zijn eigen ik. Zo’n persoon moet daarvan afgebracht worden, wil hij het kunnen opbrengen anderen lief te hebben. Hij moet zichzelf leren accepteren om in positieve zin aandacht voor anderen te kunnen hebben. Zoals boven aangegeven is het toch ook een ervaringsfeit dat door hopeloze levensomstandigheden de natuurlijke liefde van een moeder voor haar kind zo kan wegzinken dat ze bij hongersnood haar eigen kind opeet. De Bijbel spreekt daarvan en de praktijk laat het zien.
Alle waarheid is Gods waarheid
Jay Adams kritiseert fel de uitspraak: ‘alle waarheid is Gods waarheid’; en daarmee wijst hij de gedachte van de hand dat humanistische psychologen iets naar voren kunnen brengen dat waarheid is. Dat is echter een veel te ongenuanceerde stelling. In deze schepping zitten wetten verborgen die God erin gelegd heeft; dat is waarheid van God. De ongelovige kan deze wetten ontdekken en ontdekt dan iets van de waarheid van God. Of hij dat ook erkent, is een heel andere zaak.
Maar zit er ook waarheid verborgen in het gedrag van de in de zonde gevallen mens? Jazeker, door de zondeval is de gerichtheid van de mens totaal verdorven en hij is zo op zichzelf gericht, dat als hij ontevreden is met zichzelf en zijn omstandigheden hij het niet kan opbrengen een ander te accepteren en te respecteren. De niet-christelijke psycholoog kan dit als ervaringsfeit opmerken; hij zal niet de oorzaak ervan accepteren, welnu laat de christenpsycholoog hem dat dan maar vertellen. Maar die christenpsycholoog kan dat alleen als hij het ervaringsfeit als juist aanneemt.
Op het praktische vlak kunnen ongelovigen onloochenbare feiten aan het licht brengen, zonder die aan God toe te schrijven, maar daarom is het nog wel een feit – en die onthullen iets van waarheid en dat behoort dus tot Gods waarheid. We behoeven helemaal niet bang te zijn voor de uitspraak dat alle waarheid Gods waarheid is; we zouden bang moeten zijn voor het omgekeerde, namelijk dat er waarheid is, die niet Gods waarheid is. Alsof er buiten God nog iets van waarheid denkbaar is.
Mens onwaardig, maar niet waardeloos
Terecht merkt Bruce Narramore op dat de mens als zondaar totaal onwaardig is maar niet waardeloos. Deze twee begrippen zijn niet hetzelfde en slaan niet op dezelfde zaak. Hier moeten we hetzelfde onderscheid tussen ‘structuur’ en ‘gerichtheid’ invoeren, dat we aanvoerden in de artikelenserie over ‘De oude mens’. Om nog even in herinnering te brengen: de structuur ziet op wat we als schepsel zijn met alle scheppingsgaven die God ons geschonken heeft. De gerichtheid ziet op onze verdorven natuur die we door de zondeval gekregen hebben. De struktuur mogen, ja moeten we positief waarderen; de gerichtheid van de natuurlijke mens is echter totaal fout. Als we dit onderscheid maken komt alles in de juiste verhouding tot elkaar te staan en vervallen we niet in de fout van de christenpsycholoog die ten koste van alles de eigenliefde propageert; evenmin vallen we in die van de tegenstanders die de mens als zodanig totaal willen afschrijven.
Wanneer we spreken over ‘zelfrespect’ dan heeft dat betrekking op onze struktuur. We waarderen dan de scheppingskwaliteiten die we hebben, maar dat niet om ons, maar omdat God ons die gaven gegeven heeft. We zijn zó gezien niet waardeloos. Anderzijds hebben we voor ons als zondaars geen goed woord over. Als zondaars (gerichtheid) zijn we totaal onwaardig, maar als schepping (structuur) zijn we waardevol.
Praktisch nut
Het is van belang dat we onszelf accepteren in wat we zijn. Als we dat niet doen, beledigen we God onze Schepper, want we zijn dan niet tevreden met de kwaliteiten die Hij ons gegeven heeft. We kijken naar anderen die naar ons idee meer begaafd zijn, in plaats van de bekwaamheden die God ons gegeven heeft te onderkennen en ze praktisch te laten funktioneren. We hebben de kwaliteiten die we als gaven van God hebben ontvangen te waarderen, anderzijds moeten we accepteren dat we bepaalde kwaliteiten niet bezitten.
In plaats van liefde voor onszelf kunnen we beter spreken over ‘zelfrespect’ en nog beter over ‘zelfacceptatie’. Zelfacceptatie is niet slechts waardevol, ze is noodzakelijk om anderen te kunnen accepteren en in onze tijd waarin vele jonge mensen met zichzelf in de knoop zitten is de leer van zelfacceptatie uiterst belangrijk. Maar dat betekent dus niet het bevorderen van eigenliefde waarbij we onszelf over onze bol strijken.