Spreuken 8
…is het begin of het beginsel van de wijsheid (Spr.1:7; 9:10). Het vrezen van de Here is de voorwaarde om wijsheid te kunnen bezitten. Met vreze des Heren begint het. Of: heel de wijsheid wordt beheerst door het beginsel van wijsheid. Wie dat beginsel niet kent, kan geen wijsheid verwerven;
…is te haten het kwade (Spr.8:13;16:6). Ontzag hebben voor de heilige God en het kwade doen gaan namelijk niet samen;
…vermeerdert de dagen (Spr.10:27). Op het vrezen van de Here rust een bijzondere zegen, net zo als op het eren van vader en moeder (Ex.20:12). Was dat voor een Israëliet een lang leven, voor ons betekent het een gelukkig leven in groeiende gemeenschap met de Here;
…ligt sterke gerustheid (Spr.14:26). We weten dat we altijd bij de Here terecht kunnen en door Hem bewaard worden;
…is een bron des levens (Spr.14:27;19:23). Het is een bron van geestelijk leven. Bewerkt een leven van verzadiging in de gunst van de Here;
…is beter dan een grote schat met onrust (Spr.15:16). Aards bezit schenkt geen ware rust. Bij God en Christus is de ware rust te vinden;
…voedt op tot wijsheid (Spr.15:33). De wijsheid houdt de mens door de vreze des Heren in toom;
…heeft samen met ootmoed als loon:rijkdom en eer en leven (Spr.22:4). God laat niet onbeloond hen die Hem respecteren en met zijn wil rekening houden.
Daarom moeten we de vreze des Heren kiezen (Spr.1:29).
We zullen die verstaan (Spr.2:5).
We moeten ons beijveren Hem voortdurend te vrezen (Spr.23:17).