Handelingen 9:16 – Het gebeurt vaak dat je in de Bijbel een uitspraak leest zonder dat het bijzondere van zo’n uitspraak tot je doordringt. Zo is het mij vergaan met de uitspraak die als titel voor dit stukje dient en die we vinden in Hand. 9:16.
Geen aanmoediging
De tekst verplaatst ons naar het huis van Ananias in Damascus. Deze man krijgt de opdracht Saulus op te zoeken, die op de weg naar Damascus Christus heeft ontmoet en, blind geworden zich nu ophoudt in een huis in de Rechte Straat. Ananias maakt bezwaren, want hoe kan hij naar die christenvervolger toegaan?! De Heer maakt hem echter duidelijk dat deze vervolger voortaan zijn dienstknecht zou zijn om het evangelie aan volken, koningen en zonen van Israël uit te dragen. Daarbij vermeldt de Heer dat Hij aan Saulus zou tonen hoeveel hij zou moeten lijden voor zijn naam.
Dat is een merkwaardige uitspraak. Je zou verwachten dat de Heer aan Paulus zou tonen waar hij overal heen zou moeten gaan of dat Hij hem zou tonen wat het effect van zijn zending zou wezen. Kortom: je zou op de een of andere wijze een bemoedigend visioen verwacht hebben. Wat de Heer aan Saulus zou tonen is evenwel helemaal geen bemoediging. Het zou eerder als afschrikking kunnen werken.
De kosten berekend
Paulus is echter niet afgeschrikt doordat hem het lijden werd voorgesteld. Het was ook niet bedoeld om af te schrikken, maar wel om de kosten te berekenen. Die kosten bestonden niet alleen hierin, dat hij alles moest opgeven waarop hij zich als Jood beroemde(Fil.3:1-7), maar ook dat hij allerlei vormen van lijden zou moeten aanvaarden. Welnu, Paulus hééft de kosten berekend. Hij zegt later tegen Agrippa:‘Ik ben dat hemels gezicht niet ongehoorzaam geweest’(Hand.26:19). Paulus kon de weg gaan die God voor hem had uitgestippeld, omdat hij daarbij Christus, zijn Heer, voor ogen had. Hem wilde Hij leren kennen. De gemeenschap aan zijn lijden wilde hij leren ervaren (Fil.3:10). Hij ging de weg dus niet tegen heug en meug, maar met volle overgave. Hij wilde de weg gaan die hem innerlijk steeds dichter bij de Heer bracht. Wat hij allemaal doorstaan heeft, vinden we opgesomd in 2Kor.11:23-28 en dat is geen kleinigheid. Wat een navolger van Christus is deze man geweest. Hij schrok niet voor het lijden terug.
Lijden voor de Naam
Zelf heeft hij aangegeven hoe zijn lijden een praktische aanvulling is op het lijden van Christus voor de Gemeente (Kol.1:25). Christus heeft geleden van Gods kant, Hij onderging het oordeel van God over onze zonden. Dat lijden kon en behoefde niet aangevuld te worden. Maar in verband met zijn werk waardoor de Gemeente gevormd zou kunnen worden, leed Christus ook van de kant van de mensen. Het lijden van Christus heeft te maken met de grondslag waarop de Gemeente gevormd zou kunnen worden; het lijden van Paulus hield verband met het praktisch vormen van de Gemeente, want dat gebeurde door zijn prediking onder de volken. In die zin vulde hij het lijden van Christus voor de Gemeente aan. In het volle besef van de waarde, maar ook van de zwaarte ervan heeft Paulus dit lijden bij voorbaat aanvaard.
Wij zullen niet zoveel te lijden hebben als Paulus, maar de grote vraag is wel of we het lijden willen aanvaarden. Ook ons wordt niet een succesvolle christelijke loopbaan voorgesteld. Christus heeft gezegd:‘Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen’(Joh.15:20). Houden we rekening met dit woord? Calculeren wij het lijden in en dan niet omdat het nu eenmaal moet, maar kunnen we ons ook verblijden om voor de Naam smaadheid te ondergaan (zie Hand.5:41)? Dat is wel een gewetensvraag.