Lukas 7:36 – Farizeeër contra prostituée
In Luk.7:36-50 wordt het contrast geschilderd tussen een uiterlijk vrome Jood en een Jodin die in zonde gevallen is. Wie de Bijbel niet kent zou bij het lezen van het bovenstaande kunnen verwachten dat in het genoemde bijbelgedeelte de grove zonden van de vrouw in contrast gesteld worden met de uiterst nauwkeurige wetsbetrachting van de man, die tot de strenge secte van de farizeeën behoorde. Zo is het echter niet.
Er wordt een ander contrast geschilderd, namelijk hoe beiden zich gedragen ten opzichte van Jezus Christus. En in die tekening komt uit dat Simon de farizeeër een man is, die het goed met zichzelf getroffen heeft. Hij is toch immers een rechtzinnige Jood? Hij houdt toch goed de wet? Op hem is toch niets aan te merken? De vrouw daarentegen blijkt diep berouw over haar zonden te hebben. Dit innerlijk contrast komt uit in het uiterlijk gedrag van deze beide mensen. Dat wil zeggen in de behandeling die ze de Heer Jezus geven.
Simon heeft de Heer Jezus geen water verschaft om Zijn voeten te wassen. Als oosters gastheer had hij dat behoren te doen, maar die dienst vond hij de Heer niet waard. De vrouw echter maakte met haar tranen de voeten van de Heer nat en waste ze.
Simon heeft Christus geen kus ter begroeting gegeven, zoals gebruikelijk was in het oosten. Dat kwam om dat hij geen liefde had voor de rabbi van Nazareth. De vrouw daarentegen kuste de voeten van de Heer heel innig.
Simon heeft de Heer geen olie op het hoofd gedaan om Hem te zalven. Die eer vond hij niet nodig. De vrouw echter heeft de voeten van de Heer met balsem gezalfd.
Simon had geen zondebesef en kende de vergeving van zijn zonden dan ook niet, de vrouw kende haar zonden wel, ze wist dat die vergeven waren en daarom had zij een hart vol liefde voor de Heiland.
We willen ons graag scharen aan de zijde van de zondares uit Luk.7. We menen het! Echt waar! Maar onze fout is vaak , dat we ‘boompje verwisselen’. Het ene ogenblik staan we aan de kant van de zondares. We zijn van harte dankbaar voor onze verlossing. We prijzen de Heer voor zijn goedheid en genade. We komen tot Hem‘met tranen die dankbare liefde slechts weent’. Het andere ogenblik, helaas, schuiven we in de richting van Simon de farizeeër. Dan zijn we hard, ongevoelig, star en lopen anderen op ons stuk. Willen we dat/ Nee, en toch gebeurt het.
In vs.40 van Luk.7 lezen we de woorden van de Heer. ‘Simon, Ik heb u iets te zeggen’ Moeten wij voor ‘Simon’ niet onze naam invullen? Moet ik dat niet doen?
Helaas, ja…