Johannes 3:16 – Op het stuk ‘Mogen we uw mening horen?’ zijn diverse reacties binnengekomen. Aangezien een aantal daarvan elkaar haast niet ontliepen in ‘kwaliteit’, leek het me het beste een samenvatting te geven
ad. a. ‘God heeft de wereld liefgehad’ geeft wel de verleden tijd aan, maar Jes.53 staat geheel in de verleden tijd, terwijl wat er staat nog moest gebeuren. Het geeft een absolute waarheid aan, die was, is en zijn zal (K. te O); Gods houding tot de wereld is niet veranderd…..zie Jak.1:17b en 2Petr.3:9. Dat in Joh.3:16 de verleden tijd gebruikt wordt, verandert daar niets aan. Iets dergelijks komen we tegen in Joh.13:1b: ‘Heeft de zijnen liefgehad tot het einde’ ( H. te A.);
Als we Joh. 3:16 vergelijken met Ef. 2:4 valt op dat in beide gevallen het woord ‘lief gehad’ voorkomt en dat in verbinding met de Here God (V. te Z.).
ad b.De mensenwereld is net zo zondig als het wereldsysteem; het woord voor wereld is in beide gevallen hetzelfde (H. te B);
Met het woord ‘de wereld’ wordt in beide gevallen hetzelfde bedoeld (V. te Z.). Aangezien ik door de wedergeboorte de goddelijke natuur heb ontvangen moet mijn liefde tot de( mensen)wereld evenzo zijn als de goddelijke liefde (B. te E).
ad c. Begerende liefde is in licht van de Bijbel geen liefde (1Kor.13, H. te B); De liefde waarover Joh. 3 spreekt, is bedoeld om mensen te redden, die van 1Joh.2:15 is niet de liefde van God tot de wereld, maar die van ons naar dingen waar onze liefde niet naar mag uitgaan (K. te O);
Gods liefde voor de wereld is een liefde voor verloren mensen {en in dat opzicht mogen (moeten) wij navolgers zijn} en natuurlijk geen liefde voor de zondige dingen die de wereld te bieden heeft (H. te A);
In 1 Joh. 2:15 is sprake van de liefde van de mens, in 1Joh. 4:16 gaat het om de liefde die God tot ons heeft. Dus gaat het om een ander karakter van liefhebben (V. te Z.); In de zin van 1Joh.2:15 heeft God de wereld niet lief. We bedoelen dan dat wat in de wereld is en dat is niets anders dan zonde in allerlei vormen ( G. te M.).
De meeste inzenders zochten, naar mijn opvatting terecht, de oplossing in punt c, namelijk dat het in de beide teksten om een andersoortige liefde gaat.