Deuteronomium 13 – Enkel onheil? – Uit het vorige nummer verschenen artikel ‘Valse profeten… hoe herken je die?’ zou men de verkeerde conclusie kunnen trekken, dat een goede profeet enkel onheil aankondigt en een verkeerde alleen maar mooie dingen voorzegt. Zo is het echter niet. De profeten van de Here hadden ook wel fijne boodschappen mee te delen, maar dan alleen als de toestand van het volk goed was of wanneer de vervulling van de profetie was gebonden aan bekering. Denk maar aan de vele profetieën over het komende, messiaanse vrederijk.
De profetes Hulda
In tweeërlei opzicht hebben we in de woorden van de profetes Hulda, die leefde in de dagen van Josia een prachtig voorbeeld van betrouwbare profetie. Zij kondigt het oordeel aan over het volk van Juda (2 Kron.34:24,25). Dat was in de lijn van Gods heiligheid en toegespitst op de toestand van het volk. Het herstel onder Josia ging namelijk alleen van de koning uit, het volk als geheel werd er niet door teruggevoerd tot het dienen van de Here. Dat blijkt wanneer Josia gestorven is (zie Jer.44:15-19).
Voor koning Josia die zich verootmoedigd heeft voor God, heeft Hulda echter een bemoedigende boodschap (2Kron.34:27,28). Deze boodschap is in overeenstemming met de liefde en barmhartigheid van God en afgestemd op de geestelijke toestand van de koning.
Het kenmerk van ware en vals profeten
Uit de voorgaande belichting laten zich de kenmerken van ware en valse profeten heel duidelijk destilleren. Ware profeten spreken in overeenstemming met de toestand van hen aan wie de profetie gericht is, te weten de toestand zoals God die beoordeelt. De dienst van deze profeten is erop gericht het volk van God tot God terug te voeren en/of hun vertrouwen op God te versterken. Hun woord gaat in vervulling, met deze restrictie dat bekering een aangekondigd oordeel en ontrouw een aangekondigd heil kan afwenden (zie Jer.18:5-12, vgl. Jona 3:10, Dan.4:27).
Valse profeten daarentegen voeren het volk van God af, hetzij door het volk over te halen tot afgoderij, hetzij door tegenover het woord van God de leugen te stellen. Ze weerstaan de boodschap van God, ze spreken het volk naar de mond en de mensen vinden dat prachtig en spreken goed van deze verleiders. Hun profetie gaat niet in vervulling, het is leugenprofetie. En als ze tekenen aankondigen die wel in vervulling gaan, zijn ze direct aan hun boodschap te herkennen. Vergelijk hierbij: Hand.13:6; Luk.6:26; Openb.13:13,14;16:13,14).
Een toets voor onze tijd
De grote vraag is nu welk praktisch nut wij hebben van de lessen die het Oude Testament in dit opzicht geeft. Als we nooit en te nimmer met (vermeende) profetie te maken zouden hebben, zou het praktisch nut erg beperkt zijn. Wij worden echter wel degelijk met profetie geconfronteerd en we moeten bij zulke profetische boodschappen dezelfde toets aanleggen die God in Deut. 13 en 18 aan Israël heeft voorgehouden. Eveneens zullen we daarbij de les hierboven uit het voorbeeld van de ware en de valse profeten getrokken, in gedachten moeten houden. Het is echter goed ook nog iets te zeggen over de verschillende aspecten van profetische bediening in de nieuwtestamentische bedeling.
Aspecten van profetische bediening
In de Bijbel onderscheiden we bij het begrip ‘profetie’ twee aspecten. Altijd gaat het erom dat de Here door de profeet spreekt, maar dat kan erin bestaan dat:
(a) er een bepaalde gebeurtenis voorzegd wordt, of
(b) er een boodschap van vermaning of opwekking gebracht wordt, waarbij het aspect van toekomst-voorzeggen afwezig is.
In één en dezelfde profetie kunnen wel beide aspecten naar voren komen, maar dat hoeft niet per se. Aspect a zien we uitkomen in de dienst van de profeet Agabus die een hongersnood aankondigde (Hand.11:27) en die in een latere tijd een profetie uitsprak over het lot dat Paulus zou treffen (Hand. 21:10,11). Aspect b komt uit in de dienst van de profeten Silas en Judas die de broeders te Antiochië‘vertroostten en ze met vele woorden versterkten‘(Hand.15:32).
Vaak maken we wat de nieuwtestamentische profetie betreft nog een onderscheid. We spreken van profeten, die geïnspireerd door de Geest van God gesproken en geschreven hebben. Hun boodschap vinden we in de Bijbel. Zo zegt Paulus dat de verborgenheid die in de tijd van de eeuwen verzwegen is geweest nu is geopenbaard, en door profetische Schriften naar het bevel van de eeuwige God tot geloofsgehoorzaamheid aan alle volken is bekend gemaakt (Rom.16:25,26). In Ef.3:3-5 wijst hij eveneens op deze zaak.
Daarnaast onderscheiden we profeten die het profetische, geopenbaarde woord toepassen op hart en geweten van de luisteraars, waardoor ze opgebouwd, vermaand en vertroost worden (vgl. 1Kor. 14:3). Het onderscheid is weleens zo aangegeven: profetie is spreken namens God en wel òf in de zin van ‘voorzeggen’ (dat kan het voorzeggen van een gebeurtenis of het openbaren van een Goddelijke boodschap betreffen) òf in de zin van ‘voortzeggen’ (de bijbels gebeurtenis aan anderen doorgeven met het oog op de toestand waarin de geadresseerden zich bevinden).
Welnu, in onze tijd worden we geconfronteerd:
(1) met mensen die zich opwerpen als profeten van God en die voor hun boodschap evenveel gezag opeisen als voor de Bijbel zelf ;
(2) met predikers die vanuit de bijbel een profetisch getuigenis naar voren brengen ;
(3) met voorzeggingen van bepaalde gebeurtenissen die zullen plaatsvinden.
Zoals gezegd moeten we in al die gevallen de toets aanleggen die we eerder besproken hebben. We willen dat nu nader bekijken.
Wat het eerste punt betreft kunnen we denken aan een man als Moon, die voorgeeft de derde Adam te zijn. Hij is de stichter van de zogeheten Verenigde Wereldkerk. Ellen White valt ook in deze categorie. Voor haar profetieën wordt door haar navolgers even groot gezag opgeëist als voor de Bijbel. Als derde voorbeeld geldt de Hersteld Apostolische Zendingsgemeente in de eenheid der Apostelen. De profetische boodschap van de stam-apostel heeft daar zelfs meer betekenis dan de Bijbel.
Ten aanzien van deze pretenties kunnen we in de eerste plaats stellen, dat directe profetie in onze tijd niet te verwachten is.
Gaan we deze diverse profetische getuigenissen na, dan blijkt dat er òf een andere God verkondigd wordt, òf een andere Christus of een ander evangelie of een combinatie van die drie. Dat laatste is bijna altijd het geval omdat de visie op God, Christus en het evangelie niet van elkaar los te maken zijn. De toets van Deut.13 is hier van toepassing en daarmee vallen deze valse profeten door de mand.
Bij het indirect profetisch spreken moeten we oppassen om niet alles wat niet voor honderd procent met (onze opvatting van) het bijbels getuigenis strookt tot valse profetie te rekenen. Er worden op dat vlak wel toespraken gehouden, die de toets van beoordeling (1Kor.14:29) niet kunnen doorstaan, maar die toch niet onder het oordeel van valse profetie vallen. Ik denk bijvoorbeeld aan een opwekkende toespraak over de trouw van God met 2Tim.2:13 tot uitgangspunt. In plaats van de ernst van dit woord aan de aanwezigen voor te houden, paste de spreker het enkel als een troostwoord toe. In andere gevallen is de boodschap niet afgestemd op de toestand waarin de geloofsgemeenschap zich bevindt.
Als deze ongeestelijk is en het ‘profetisch’ spreken heeft enkel tot inhoud dat God geweldige dingen gaat werken of het houdt enkel bemoediging in, dan is het niet een door God gewerkte profetische boodschap. We hebben dan echter niet met valse profetie te doen, maar met misplaatste profetie. De Heer Jezus vergelijkt de valse profeten met verscheurende wolven in schapenvachten (Matth.7:15)en dat kan van de hier bedoelde sprekers niet gezegd worden. Van valse profetie is pas sprake als de boodschap directe leugen is en van God afvoert. Men destilleert dan uit het Woord van God een boodschap waarmee de gelovigen in slaap gesust worden en een vertrouwen op de mens in plaats van op God wordt aangekweekt.
Onzuivere prediking te ondermijnen, kan heel gemakkelijk in valse profetie ontaarden. Het kan beginnen met een accentverschuivng in de prediking: niet Christus neemt de eerste plaats in, maar de mens. Maria komt bijvoorbeeld in het middelpunt te staan. Of engelen eisen in de boodschap alle aandacht op. Zelfs kan men in de prediking aan de Heilige Geest een plaats geven, die alleen aan Christus toekomt. Zo’n accentverschuiving is op zichzelf levensgevaarlijk, maar meestal blijft het niet bij een verschuiving, maar wordt het een wegschuiving en wordt de kern van het christelijk geloof aangetast.
Al wordt dat niet altijd in de boodschap naar voren gebracht, zo is het wel het effect bij veel van de luisteraars van zo’n prediking. We maken immers terecht een onderscheid tussen het ‘officiële ‘ geloof en het ‘volksgeloof’. Dat laatste wijkt in de hier bedoelde gevallen veel ernstiger van de Bijbel af dan het eerste. Zo predikte een pastoor eens in een sanatorium over Matth.11: 28 en hield zijn toehoorders voor:‘Kom tot Maria en zij zal u rust geven‘. Ik aarzel niet dat valse profetie te noemen. Dit is namelijk pertinente misleiding en dat is het kenmerk van valse profetie (Matth.24:11,24; Mark.13:22). De Christus van de Schriften wordt dan niet gepredikt (vgl. 1Joh.4:1-3).
Ook in onze tijd komt het voor dat bepaalde gebeurtenissen voorspeld worden (zie punt 3 boven aangeduid). Ook hier moeten we onderscheid maken. In bepaalde kringen zijn in de loop der tijden allerlei gebeurtenissen aangekondigd, die nooit hebben plaatsgevonden. We kunnen in deze gevallen niet altijd zonder meer Deut.18 toepassen. Vaak is zelfinbeelding in het geding. Men meent een goddelijke boodschap te hebben ontvangen en wil de gelovigen daarmee dienen. Bij de valse profeten dienen de aankondigingen van gebeurtenissen echter om het volk van God zand in de ogen te strooien. Het element van verleiding speelt een rol. In de bedoelde kringen hebben we in doorsnee met zelfmisleiding en niet met volksmisleiding te maken. Niettemin kunnen zich die gevallen wel voordoen. Het is dus goed om bij voorzegging van gebeurtenissen nauwkeurig na te gaan in welk kader deze boodschappen worden gebracht. Welke opvattingen worden er nog meer verkondigd en zijn die bijbels?
Nogmaals mag wel benadrukt worden dat valse profetie van God en van Christus afvoert. De kern van het christelijk geloof wordt er door aangetast en dat laat zich herkennen voor ieder die in gemeenschap met de Heer leeft.
Valse leraars
Het is kenmerkend dat Petrus met verwijzing naar de valse profeten onder het volk Israël niet waarschuwt voor valse profeten die onder de christenen zullen optreden, maar voor valse leraars (2Petr.2:1). Is dat omdat we als christenen meer met valse leraars dan met valse profeten te maken krijgen? Of wil de apostel aanduiden dat de werkwijze van beiden en het effect van hun optreden hetzelfde is? Er is zeker een onderscheid tussen een profeet en een leraar: Bij leer hebben we niet te maken met de voorzegging van toekomstige gebeurtenissen, ook niet met een boodschap die afgestemd is op de actuele situatie van de gelovigen, maar met de uitleg van Gods Woord afgezien van de toestand van het volk van God. Voor de apostel schijnt dit onderscheid hier niet ter zake te zijn. Hoe dan ook we zullen de waarschuwing van de apostel ter harte moeten nemen met het oog op het optreden van leraars in de christenheid.
Ook wat de leer betreft moeten we een onderscheid maken. Een (naar onze opvatting) verkeerd inzicht in een bepaald schriftgegeven of een verkeerde uitleg van een bepaalde bijbeltekst, mogen we niet zo maar een valse leer noemen. Er zijn helaas verschillen van inzicht over de doop, over het verbond, over de toekomst van Israël, enz. enz. , maar in al die gevallen behoeft er geen sprake te zijn van valse leer. Valse leer isdwaalleer. Tegenover de leer van de waarheid stelt de valse leraar de leugen. Van valse leer is sprake als er net als bij valse profetie een andere God, een andere Christus of een ander evangelie gebracht wordt. Van dwaalleer is sprake wanneer de kern van het christelijk geloof aangetast wordt en dat betreft: God, Christus en het evangelie.
Het uitgangspunt van de valse leraar is godvijandig en dat komt uit in de leer die zo iemand aangaande God, aangaande Christus en aangaande de heilsweg naar voren brengt. Dat kan tot uiting komen in de loochening van God als Schepper die door zijn machtwoord alles geschapen heeft. In strijd daarmee verkondigt men bijvoorbeeld dat God één is met zijn schepping. Of men loochent dat Christus in het vlees gekomen is (2Joh:7). Of men ontkent de algenoegzaamheid van het kruis van Christus. Zulke dwalingen, er zijn er meer te noemen, moeten in het geding zijn willen we van dwaalleer kunnen spreken.
Beproef de geesten
Het bovenstaande neemt niet weg dat we elke leer die tot ons komt ernstig zullen toetsen op zuiverheid. Dwaalleer openbaart zich namelijk niet altijd direct in zijn ware, systematische karakter. Vaak begint de leugenleer met een kleine en schijnbaar onschuldige afwijking of met een eenzijdige voorstelling van de waarheid. Wie goed oplet en de geest beproeft, die er achter steekt, kan de dwaalleer al aan voelen komen, om zo te zeggen. Maar nogmaals gezegd, dwaalleer ontrooft ons God, Christus en het kruiswerk van de Heiland.
We moeten dus waakzaam zijn voor valse profeten en valse leraars. Een eerste noodzaak is daarbij het oog op de Heer gericht te houden en te bidden dat we zelf bewaard blijven voor afwijking.