392 jrg 137, 03-1994 Verschillen onder broeders (1)

Romeinen 14 – Over dit onderwerp is al vaker in de Bode geschreven. Toch wil ik deze kwestie nog eens belichten omdat er vragen over gesteld zijn. Ik wil er wat uitgebreider en dieper op in gaan. Ik denk daarbij aan de volgende facetten:

  • verschillen zijn er, ze hoeven niet altijd ‘weggewerkt’ te worden;
  • ze kunnen leiden tot groepsvorming, dat is uit de boze;
  • soorten verschillen in de Bijbel vermeld;
  • verschillen op persoonlijk vlak, verschillen op gemeenschappelijk vlak;

Die mogen er niet zijn…

Alhoewel de titel niet spreekt over ‘geschillen’, maar over ‘verschillen’ onder broeders, kan ik me indenken dat verschillende broeders bij het zien van de titel een reactie bij zich voelen opborrelen in de zin van ‘maar er mogen onder broeders helemaal geen verschillen zijn!’. Eerlijk gezegd welt er bij mij ook zo iets op. Verschillen…dat klinkt zo negatief, haast vijandig. Bovendien staat er toch in Fil. 2 dat gelovigen hetzelfde moeten bedenken, eenstemmig moeten zijn, enz. Dus: weg met de verschillen; net zo lang praten tot je allemaal over alles precies gelijk denkt…? We zullen allemaal aarzelen, denk ik, om die consequentie te trekken. Zou het wel zo vruchtbaar zijn voor ons gemeenschapsleven als we over alles precies gelijk zouden denken? Dat neemt niet weg, dat we de Schrift wel mogen gebruiken om te leren en te verbeteren. Maar 2Tim.3:16b zou alle zin verliezen als alle verschillen er per definitie niet zouden mogen zijn.

Verschillen die niet en die wel aanvaardbaar zijn

Toch moeten we hier al direct een onderscheid maken. In de Bijbel maakt God ons zijn gedachten bekend. Hij geeft bepaalde morele voorschriften. Hij houdt ons belangrijke principes voor. Op dat vlak zijn verschillen van mening niet tolerabel. De Bijbel zegt, dat we elkaar moeten liefhebben. Welnu, geen enkele christen mag zich de vrijheid voorbehouden om daar anders over te denken en te zeggen: ‘Maar dat geldt niet ten opzichte van br. Nurks. Daar kan ik met geen mogelijkheid enige liefde voor opbrengen’.

Er zijn echter ook zaken waarbij God het aan ons persoonlijk geweten of onze persoonlijke overtuiging overlaat hoe we zullen handelen. Daarbij kan het gebeuren dat de ene broeder zús handelt en de andere zó. Met deze verschillen moeten we leven, maar daar hebben we soms veel moeite mee. Dat komt omdat wij het niet kunnen hebben dat een ander in een bepaald geval een andere beslissing neemt dan wij. Ik zal dit later illustreren met de kwestie van het vleeseten, maar signaleer nu alleen het feit dat er verschillen van opvatting bestaan, die voor God aanvaardbaar zijn. Dan moeten ze het ook voor ons zijn en als we er moeite mee hebben dit feit te aanvaarden, moeten we een drietal lessen ter harte nemen.

Drie lessen

Laten we eerst eens een les trekken uit de natuur.De natuur is ontzaglijk gevarieerd. Er zijn geen twee planten, dieren of mensen onderling gelijk. Van één en dezelfde boom zijn zelfs geen twee bladeren precies gelijk. Op de keper beschouwd vertonen ze bepaalde verschillen. Zelfs het gezicht van een mens bestaat niet uit twee ‘gelijke’ helften, het is nooit helemaal symmetrisch. God heeft de dingen, dieren en mensen verschillend gemaakt. Nu kan men zeggen dat dit variatie is, die verrijkend werkt, maar ondertussen zijn het toch verschillen. Die verschillen betreffen niet alleen de uiterlijke vorm, maar ook de handelwijze.

De tweede les trekken we uit de praktijk van de menselijke samenleving. We zien dat de mensen in hun belevingswereld verschillen. Muziek die de een mooi vindt, zegt een ander niets. Wat Jan voor zijn plezier doet, vindt Piet een saaie bedoening. De één vindt breien leuk, de ander houdt meer van borduren.

Nu zijn dit onschuldige en feitelijke verschillen. Toch zijn het verschillen waarmee we normaal (behoren te) leven.

De derde les ontlenen we aan de Schrift. We lezen in de brief aan de Romeinen dat Paulus onderscheid maakt tussen ‘zwakke’ en ‘sterke’ gelovigen. We merken op dat er aan christenen uit de volken niet dezelfde gedragscode werd geschreven als die waaraan joodse christenen zich hielden (Hand. 15). Kennelijk verschilt Paulus met Apollos van mening over het moment van diens vertrek naar Korinthe (1Kor.16:12). Zulke verschillen worden in de Schrift niet veroordeeld. Wel kunnen ze, als er niet goed mee wordt omgegaan tot werkingen van het vlees aanleiding geven. We zien dat in de verhouding tussen Paulus en Barnabas. Er is tussen hen een verschil van mening over het al of niet meenemen van Markus op de tweede zendingsreis. Helaas leidt dat tot verbittering en dat is fout, waarbij ik in het midden laat wie hiervan de schuld draagt.

Samenvattend kunnen we stellen: verschillen onder gelovigen zijn er, ze hoeven niet zondig te wezen en we worden niet geroepen alle verschillen uit te bannen. Wel moeten we er goed mee omgaan opdat er geen twist en scheiding ontstaat.

Maar Fil.2:2 dan?

Maar hoe zit het dan met Fil.2:2, waar Paulus ons voorschrijft allen hetzelfde te bedenken? Ik ga daar graag op in, want hier blijkt nu hoe gemakkelijk er verschillen in uitleg van een vers kunnen optreden. Verschillen waarmee we soms zo vreselijk moeilijk kunnen leven.

Uitlegkundige verschillen treden o.a. op, doordat we iets lezen en direct al menen te weten wat er bedoeld is. Zo krijgen we uitleggingen ‘op de klank af’ zonder dat met de context voldoende rekening is gehouden. In Fil.2:2 staat er achter ‘hetzelfde te bedenken’ deze uitdrukking ‘terwijl u dezelfde liefde hebt’. Daarna volgt: ‘eenstemmig bent, het ene bedenkt’. Het gaat er dus niet om dat we over alle zaken precies dezelfde mening hebben, maar dat we eenstemmig in liefde het ‘ene’ doel nastreven (zie NBG-vert. van dit vers). Vers 3 ondersteunt deze uitleg, want daar staat het tegengestelde namelijk: handelen uit partijzucht of ijdele roem…en het bedacht zijn op eigen belang’.

Op grond van Fil.2:2 kunnen we dus niet zeggen dat verschillen van gedachte per se zondig en werkingen van het vlees zijn. De vraag is slechts hoe we met die verschillen omgaan. Dat kan helaas heel vleselijk gebeuren. En het gebeurt heel vleselijk als die verschillen leiden tot partijvorming. Dan vormen zich een ‘linkse’ en een ‘rechtse’ partij; een ‘conservatieve’ en een ‘progressieve’ partij die zich tegen elkaar afzetten. Als we zo handelen, is wel degelijk het vlees aan het werk. Partijvorming is in strijd met het onderwijs van de Schrift (Gal.5:20).

In de Bijbel wordt over de gelovigen gesproken: als kinderen van God, die een grote familiekring vormen. We zijn allen één in Christus, allen op dezelfde wijze met Hem en daardoor met elkaar verbonden. Partijvorming is daarmee in strijd. Waar die optreedt, bedenbkt men niet meer hetzelfde.

Geen koekoek-éénzang

Het bovenstaande betekent dus niet dat er geen verschillen onder de kinderen, de schapen, de priesters, de leden van het lichaam en de leden van het volk bestaan. Wat een saaie boel zou het anders zijn. Stel je voor allemaal eeneiïge meerlingen, allemaal van hetzelfde schaapmodel, allemaal priesters met hetzelfde geestelijke postuur, allemaal pinken, duimen of darmen van het lichaam, allemaal dezelfde ‘marsmannetjes’. Alle gelovigen hetzelfde uiterlijk, dezelfde gang, hetzelfde stemgeluid en ga zo maar door. Nee, zo is het gelukkig niet. Geen koekoek-éénzang als ze zich laten horen. Maar wel een eenheid, wel harmonie bij alle verscheidenheid. Die verscheidenheid ís er. God heeft dat zo ingesteld. Dit is ook een uitgangspunt dat we nooit mogen opgeven. Heel ons onderling geestelijk leven en verkeer heeft ermee te maken.

Andersoortige verschillen

De Schrift vermeldt echter ook andersoortige verschillen, zoals dat tussen een ‘sterke’ en een ‘zwakke’ gelovige. In Rom. 14:1-15:7 komt het verschil tussen beiden daarin uit dat de sterke alles eet, maar de zwakke alleen groenten. In1Kor.8:1-13 gaat het om het al dan niet eten van offervlees.

Dit onderscheid tussen ‘zwakke’ en ‘sterke’ gelovigen is niet een onderscheid, dat natuurlijkerwijze thuishoort bij één van de voorstellingen van de Gemeente. Om dat in te zien moeten we nagaan wat de Schrift in dit verband bedoelt met ‘zwak’ en ‘sterk’. De ‘zwakke’ gelovige is zwak in het geloof.Terwijl de sterke gelooft alles te mogen eten, durft de zwakke alleen groenten te nuttigen (Rom.14:1). Dat verschil in geloofsovertuiging hangt nauw samen met een verschil in inzicht of kennis. Dat komt in1Kor.8 duidelijk naar voren. Daar betreft het een verschil van inzicht in wat er met offervlees nu eigenlijk aan de hand is. De apostel laat doorschemeren dat de ‘sterke’ in het geloof het juiste inzicht heeft (1Kor.8:7)

Daarom kan de sterke gelovige met een vrij gemoed, met een onbelast geweten offervlees eten. De ‘zwakke’ in het geloof mist dit zicht op de kwestie en hij zou zijn geweten belasten als hij offervlees at.

Het gewetenvan een zwakke gelovige wordt ook ‘zwak‘ genoemd (zie vs.7,10,12.; Dat houdt in dat zo’n gelovige meent dat het eten van offervlees zondig is, maar hij is daarvan niert absoluut overtuigd Daardoor kan hij geen sterke wilsbeslissing nemen om nooit en te nimmer offervlees te eten. Als hij een ‘sterke’ broeder offervlees ziet eten is hij licht geneigd dat ook te doen (vs.10). In dit punt van zaken is hij dus ook zwak wat zijn wil betreft.. Hij laat zich heel gemakkelijk ‘over zijn geweten heen halen’.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies