1-Corinthiers 9:26 – In deze tekst wordt op twee gevaren gewezen, namelijk een onzekere wandel en een ineffectieve strijd. Onzekerheid in onze geestelijke wedloop kan verschillende oorzaken hebben: We kunnen het zicht op het einddoel verloren hebben.
Het eindresultaat van de wedloop spreekt ons niet meer zo aan. Het genot van aardse zaken verduistert de heerlijkheid van de hemelse roeping en de daarmee gepaard gaande taak op aarde. We worden in meerdere of mindere mate beïnvloed door de geest, die Demas indertijd deed afhaken (2Tim.4:10);
We gaan twijfelen aan onze geestelijke kracht om vol te houden en het einddoel te bereiken. De finish is nog zo ver weg, we zijn er nog lang niet. Het gevolg van deze twijfel is, dat we niet meer jagen naar het einddoel (contra Fil.3:12);
We zijn onzeker omdat we menen wel eens gediskwalificeerd te kunnen worden. Hebben we ons wel altijd aan de regels gehouden? Hebben we medelopers misschien gehinderd? Zulke overwegingen kunnen ontmoedigend werken.
Het boksen alsof we in de lucht slaan kan ook diverse oorzaken hebben, zoals:
We weten niet wie onze eigenlijke vijand is. We gaan strijden tegen vlees en bloed in plaats van tegen de geestelijke machten, die achter de menselijke tegenstanders schuil gaan (Ef.6:12);
We kennen de techniek niet en slaan iedere keer mis. We bevechten wel de goede vijand, maar we doen het op een verkeerde manier. We gebruiken vleselijke wapens in plaats van geestelijke (contra 2Kor.10:4). Of we zijn te weinig getraind om de geestelijke wapens goed te gebruiken.
We zijn moe, ontgoocheld en hebben geen fut meer om goed te boksen, we slaan maar wat in het wilde weg.
Het kan geen kwaad om onszelf onder de loep te nemen en ons af te vragen of één of meer van bovenstaande oorzaken bij ons mogelijkerwijs een rol spelen in ons geestelijk leven. Het geneesmiddel moet dan in overeenstemming zijn met de kwaal. We moeten een geest van wereldgezindheid oordelen. We moeten de zonde die ons licht omstrikt afleggen (Hebr.12:1) en de eerste liefde in ons hart weer een plaatsgeven (Openb.2:4). Laten we bedenken hoeveel de Heer Jezus voor ons over gehad heeft, alsook dat ons een geweldige beloning ons wacht aan de finish;
We moeten beseffen dat er geen kracht in onszelf is maar alleen in de Heer. Door de Bijbel en het gebed moeten we kracht bij Hem zoeken (Fil.4:13). Als we onze eigen zwakheid kennen, zijn we juist machtig.
We moeten zonden oprecht aan de Heer belijden en Hem bidden ons te reinigen van verborgen afdwalingen (Ps.19:13; 139:23);
We moeten wijsheid van God begeren om de vijand en zijn werkmethoden te onderkennen. Onderzoek van de Schrift is daarbij noodzakelijk;
We moeten leren alle vleselijke overleggingen en middelen te oordelen. In de Schrift zien we hoe de Heer Jezus het Woord van God als een geestelijk wapen heeft gebruikt. Dat zwaard des Geestes moeten ook wij leren hanteren en dan in dezelfde gezindheid als Hij altijd getoond heeft. We hebben training nodig;
We moeten onszelf moeten aanpakken. Ons geloof in de overwinning moeten we niet opgeven. We moeten ons laten opbeuren en aanvuren door het Woord van God.
Blijft natuurlijk nog de uitlegkundige vraag welke oorzaak de apostel Paulus hier op het oog heeft. Misschien zijn dat wel meerdere oorzaken. Gezien het voorgaande betoog in 1Kor.9 lijkt het me toe dat hij wijst op het gevaar van verslapping omdat uit het oog verloren wordt waar het om gaat. In dit geval het behouden van kostbare mensenzielen (vs.22) en, gepaard met dit gebrek aan inzet, het gevaar van verwaarlozing van de geestelijke training om het doel te bereiken.
De oproep uit dit gedeelte om net als Paulus – figuurlijk gesproken – ons lichaam te kastijden, d.w.z. ons lichamelijk bestaan dienstbaar te maken aan het geestelijke doel, mogen we allen wel ter harte nemen.