Zacharia 1 – J.G. Fijnvandraat
Zacharia en de toekomst van Jeruzalem
Bijbelstudies bij de profetie van Zacharia
Opgedragen aan mijn kinderen en kleinkinderen
Woord Vooraf
Voor de handliggend vervolg op “Terugzien en vooruitkijken”
Deze beschouwing moet gezien worden als een voor de hand liggend vervolg op de verhandeling over het boek Haggaï, getiteld “ Terugzien en vooruitkijken. Toen ik bezig was met het schrijven van de verhandeling over het boek Haggaï, speelde ik namelijk al met de gedachte om na de voltooiing daarvan door te gaan met het schrijven van een beschouwing over het boek Zacharia. Dat lag een beetje voor de hand omdat deze twee profeten in dezelfde tijd leefden en gedeeltelijk over eenzelfde onderwerp profeteerden. We lezen immers in Ezra 5:1
‘Maar de profeet Haggaï, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en
Jeruzakem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël’
en Ezra 6:14 voegt er aan toe:
‘De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggaï en van Zacharia, de zoon van Iddo…’
Er kwam bij dat ik bij mijn studie over Haggaï al heel wat voorwerk gedaan dat ik kon gebruiken voor een verhandeling over Zacharia. Bovendien heeft de profetie van Zacharia me altijd erg geboeid.
Met het schrijven van deze verhandeling ben ik dan ook begonnen in het jaar 1998 toen de beschouwing over Haggaï uitkwam. In het voorjaar van 2001 had ik de tekst eigenlijk voltooid. Daarna heb ik nog een enkel boek als naslagwerk doorgenomen.
Het schrijven over het boek Zacharia vergt heel wat meer van een auteur dan het leveren van een verhandeling over Haggaï. Ten eerste is het boek veel uitgebreider. Ten tweede bestrijkt de inhoud ervan een veel groter terrein. Er komen in Zacharia veel meer onderwerpen aan bod dan in Haggaï en die onderwerpen zijn beslist niet altijd gemakkelijk te verklaren. Ten derde stuiten we in Zacharia op nogal wat problemen van ‘technische’ aard.
Wanneer ik toch besloten heb me aan dit werk te wagen dan weet ik mij gesterkt door een uitspraak van Jonathan die bij een aanval op een Filistijnse wachtpost de roemruchte woorden sprak:
‘Misschien zal de Here voor ons handelen, want de Here kan evengoed verlossen door weinigen als door velen’, waarbij ik ‘weinigen’ zou willen vervangen door ‘geringen’ en voor ‘velen’ zou ik willen lezen ‘geleerden’.
Doel en opzet van deze beschouwing
Het doel van deze bijbelstudie is in de eerste plaats een zo praktisch mogelijke verhandeling te geven over het geschrift van de profeet Zacharia, die hopelijk mag dienen tot opbouw van het geloofsleven van de lezers. De opzet van de eigenlijke bijbelstudie is net als die van de beschouwing over Haggaï, d.w.z. van de cursief gedrukte bijbeltekst wordt een algemene verklaring opgesteld en vervolgens wordt in aparte pericopen een nadere uitwerking gegeven van bepaalde begrippen, waarbij vaak verwezen wordt naar andere bijbelgedeelten. Soms wordt daarbij een weerlegging van een uitleg van bekende schriftverklaarders gegeven. In voetnoten vindt men ‘verwijsteksten’ of de aanduiding van de literatuur waaraan een bepaalde toelichting is ontleend of die de uitleg ondersteunen.
Daarnaast komen er problemen van theologisch / technische aard aan de orde, maar dat hoofdzakelijk als de tekst erom vraagt of als het nuttig kan zijn voor weerlegging van speculatieve opvattingen. Diverse verklaarders, zoals bijv. Van der Woude en Rudolph zijn nogal erg gul met hun voorstellen tot tekstwijziging en met verklaringen die berusten op buitenbijbelse gegevens. Op een enkele uitzondering na ga ik aan deze m.i. speculatieve voorstellingen voorbij.
Uiteraard komen in de inleiding op het boek Zacharia de bijzonderheden over de schrijver, de persoon van Zacharia, de globale inhoud van zijn profetie en de betekenis die dit geschrift voor ons anno 2000 heeft, aan de orde.
Bij de weergave van de jaartallen moet men rekening houden met een speling van een jaar. Dit in verband met de (kleine) verschillen in de diverse geschiedenisboeken. Ik heb afgezien van het vermelden van een dubbel jaartal omdat ik dat te rommelig vond. Vermeldenswaard is nog, dat bij oosterse vorsten het jaar van troonsbestijging niet als regeringsjaar werd gerekend.
Wat het Oude Testament betreft hebben citaten en tekstverwijzingen betrekking op de Nieuwe Vertaling van het NBG van 19513 en wat het Nieuwe Testament aangaat op de zgn. Teloseditie van het Nieuwe Testament, druk 1982.
Graag wil ik mijn dank uitspreken aan allen die op de een of andere wijze geholpen hebben deze verhandeling het licht te laten zien. Maar in de eerste plaats moet mijn dank toch uitgaan naar de Heer die mij in staat stelde deze verhandeling op schrift te stellen. Moge Hij de lezing ervan zegenen.
J.G. Fijnvandraat
Verklaring
Bij een verhandeling over een profetisch bijbelboek kan het verhelderend werken als de schrijver vooraf verklaart welk standpunt hij inneemt ten aanzien van de stof die hij gaat behandelen. Dat gebeurt dan ook in dit gedeelte.
Uitgangspunt: de absolute betrouwbaarheid van de Bijbel
Bij voorbaat wil ik stellen dat ik uitga van de absolute betrouwbaarheid van de Bijbel als het Woord van God. Wat dat betreft stel ik mij dus op het orthodoxe standpunt en wijs ik verklaringen van ongelovige of (semi)vrijzinnige aard af. Zoals in het voorwoord aangegeven geldt dit ook voor speculatieve opvattingen van min of meer orthodoxe schriftverklaarders die zich daarvoor beroepen op buiten-bijbelse gegevens.
De toekomst van Israël
In enkele orthodoxe kringen wordt de zogenaamde vervangingstheorie aangehangen, waarbij de kerk in de plaats van Israël zou zijn gekomen. In het verleden is daarove veel geschreven, zowel pro als contra, ik acht het echter niet nuttig daar nader op in te gaan
Tegenwoordig wijzen velen deze theorie af, maar zij zien een toekomst voor Israël alleen als een realiteit binnen het kader van de kerk. Zij gaan namelijk uit van de gedachte dat de ‘kerk’ op aarde bestaat van Adam af tot aan de jongste dag. In deze opvatting is er voor een aparte geestelijke toekomst van Israël geen plaats en de gedachte aan een toekomstig duizendjarig rijk waarin Christus met de verheerlijkte heiligen regeert over het herstelde volk Israël in het land Kanaän en over de volken op aarde, wijst men af. Deze zienswijze brengt met zich mee dat men de ‘herstelprofetieën, die we veel bij Zacharia tegenkomen, vergeestelijk toepast op de ‘Kerk’ of ‘Gemeente’ in de tegenwoordige toestand of ze laat slaan op die van de gezaligden in de tijd van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. Wat dat betreft is er geen verschil met hen die nog de vervangingstheorie aanhangen.
Heel sterk komt deze opvatting uit bij Calvijn die waar Zacharia het heeft over de toekomstige situatie van Jeruzalem de uitspraken van de profeet zonder meer toepast op de Kerk4 . Velen zijn hem daarin gevolgd. De inhoudsopgave in het werk van K. Deddens is wat dat betreft sprekend, hij spreekt over de acht visioenen als over ‘de vergadering van de kerk’ ; ‘de bescherming van de kerk’; ‘de vermeerdering van de kerk’, enz. Om nog een ander te noemen: P.Lok merkt naar aanleiding van de term ‘Jeruzalem’ vermeld in hoofdstuk 12 losjes weg op: ‘ We begrijpen, dat daarmee de kerk van Christus is bedoeld’. Van Ruler is veel voorzichtiger en laat bij de bespreking van Zc8:23 de mogelijkheid open dat Israël nog eens een ‘nieuw middelpunt van genezing der volken zou kunnen worden’5. Het kerkelijk dogma dat deze uitleggers aanhangen dwingt hen tot een gedrongen, vergeestelijkende verklaring, die in feite een verlegenheidsuitleg is.
Ten overvloede wijs ik op nog een andere opvatting, namelijk dat men de Kerk incorporeert in Israël. Deze gedachtengang brengt mee, dat men samen met Joden de joodse feesten, zoals het loofhuttenfeest gaat vieren. Die opvatting wordt in deze beschouwing beslist niet gevolgd, hoezeer de schrijver ook sympathiseert met het feit dat men Israël een heilrijke toekomst toeschrijft.
Het ontstaan van de Kerk ofwel de Gemeente
In deze beschouwing wordt uitgegaan van een heel ander gezichtspunt, en wel van het bijbelse gegeven dat de Gemeente pas op aarde is ontstaan op de Pinksterdag waarover Hd2 spreekt. De basis daarvoor vinden we o.a. in de bijbelgedeelten Mt16:18; 1Ko12:12,13; Ef2:13-16; Ef2:20:21, die allen -met het oog op de vorming van de Gemeente of de Kerk- verwijzen naar een tijd die zelfs nog niet was aangebroken toen Jezus van Nazareth op aarde vertoefde. Volgens dit gezichtspunt neemt God de draad met zijn volk Israël weer op in de nachristelijke tijd en vindt het herstel zijn bekroning in het zogenaamde ‘duizendjarige rijk’ 6. Op die tijd slaan de heilsprofetieën van het boek Zacharia, die dus letterlijk in verband met het volk Israël en met het land van de joden moeten worden uitgelegd, willen we tenminste niet te kort doen aan wat het profetisch woord met betrekking tot het volk Israël zegt .
Nu moet wel gezegd worden dat diverse exegeten onder invloed van wat er in 1948 is gebeurd oog hebben gekregen voor de toekomst van Israël. In dat opzicht is het van belang op te merken dat de verklaring van de heilsprofetieën met het oog op een letterlijk herstel van Israël al gevonden wordt bij uitleggers die ruim honderd jaar voor 1948 leefden toen er van een terugkeer van de joden naarhet land Israël in de verste verte nog geen sprake was. Deze uitleggers, aan wie ik mede mijn geestelijke vorming te danken heb, gingen niet af op wat ze zagen, maar op wat de Schrift zei.
Heeft Zacharia ons dan wel wat te zeggen
Als Zacharia zoveel te zeggen heeft over de toekomst van Israël, kan de vraag rijzen ons dan nog te zeggen heeft. Wel, dit boek heeft ons veel te zeggen in verband met ons praktisch geloofsleven. Het is wel op zijn plaats hier de volgende woorden van E.Dennet aan te halen al klinken ze ons nu wat ouderwets in de oren:
‘We moeten niet vergeten dat de plaats van de hemelse heiligen en de hoop van de Kerk in het Nieuwe
Testament gevonden wordt; maar terwijl dit zo is, is het van het uiterste belang dat de gelovige belangstelling zal hebben voor alles wat de plannen van God betreft, en voor de glorie van zijn Christus hier op aarde… daarnaast hechten de heilige Schriften veel belang aan het herstelde ‘overblijfsel’ uit de periode na de ballingschap omdat zij in moreel opzicht zo vaak de positie aangeven van de heiligen in deze tijd terwijl ze wachten op de terugkeer van hun Heer.
Diverse gedeelten van Zacharia kunnen we dan ook vrij toepassen op de Gemeente of Kerk, maar dat is wat anders dan het geven van een uitleg.
Het belang van het Oude Testament
In verband met de vorige pericoop is het dienstig het belang van het Oude Testament aan te geven. We doen dat als volgt:
1) Het OT beschrijft de geschiedenis die aan het NT is voorafgegaan. Zonder het OT zouden we niets begrijpen van wat in de brief aan de Romeinen is opgemerkt over Adam; van wat de brief aan de Hebreeën zegt over Melchizedek en van alles wat die brief beschrijft met het oog op Israël;
2) Het OT is o.a.geschreven ‘tot waarschuwing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen’ (1Ko10). Het OT waarschuwt ons daarbij niet alleen door middel van de geschiedenis van Israël maar ook door middel van wat diverse personen is overkomen. Denk maar aan wat Abraham in Egypte overkwam. Dit zijn de negatieve lessen die het OT ons voorhoudt;
Het OT is ook geschreven ‘opdat wij door de volharding en door de vertroosting van de Schriften hoop zouden hebben’ (Rm15:4). Denk aan het geloof van Abraham en anderen en de hulp die hij van God ontving en aan de uitreddingen die God in het verleden aan zijn volk Israël heeft gegeven. Dit is de positieve les van het OT.
3) Het OT bevat daarnaast diverse typen die dienen als ‘plaatjes’ bij NT-ische gegevens. Denk aan Adam als beeld van Christus (Rm5:12-14); aan Melchizedek (Hb5 en 7) en aan Sara (Izaäk) en Hagar (Ismaël) (Gl4:21-31), enz.
4) Een heel belanrijke funktie van het OT is verder dat we er God uit leren kennen en de Heer Jezus Christus als Messias.
Diverse van bovengenoemde punten komen in deze beschouwing naar voren.
Niet geschreven om onze weetgierigheid te bevredigen
Als aanvulling op het voorgaande mag nog wel gewezen worden op wat dr. H. Rosier hen voorhoudt die zich veel bezighouden met de bestudering van de profetieën. Hij waarschuwt om dit niet te doen tot bevrediging van onze weetgierigheid wat de toekomstige gebeurtenissen betreft. Dat gevaar wordt voorkomen als we het doel van de profetie hebben begrepen en naar waarde schatten. Dat doel omschrijft hij als volgt:
‘De profetie is in de eerste plaats de openbaring van de kracht en van de komst van onze Heer Jezus Christus (2Pt1:16)….’. Daarbij gaat het om de onthulling van zijn toekomstige heerlijkheid waaraan het lijden vooraf moest gaan (1Pt1:11). Als tweede doel noemt hij de onthulling van wat er met het overblijfsel van Israël zal gebeuren ‘welks geschiedenis zo nauw verbonden is met die van zijn Verlosser’. Vervolgens wijst hij erop dat de profetie ‘ons gescheiden wil houden van de wereld’. De openbaring van wie Christus is, trekt onze harten namelijk tot Hem ‘die voor ons geleden heeft en doet ons met zijn heerlijkheid bezig zijn’. In dat verband wijst hij op 2Pt1:199. Deze waarschuwing mogen we wel ter harte nemen.