410 jrg 139, 01-1996 Verdraagzaamheid – een schaars artikel

Het kwaad niet verdragen – Met evenveel recht als geldt voor dit artikel zou ik een totaal tegengesteld stuk hebben kunnen schrijven onder de titel: ‘Verdraagzaamheid… volop voor handen’. Ik zou me dan keren tegen de verdraagzaamheid in de ‘linkerflank’ van de christenheid waar met het gezag van de Bijbel een loopje wordt genomen, echtscheiding een modeartikel is geworden en verkeerde leringen als alverzoening, reïncarnatie e.d. welig tieren.

Onder de leus ‘het moet kunnen’ verdraagt men zaken die in strijd zijn met de normen van Gods Woord. Eigenlijk is dat geen verdraagzaamheid, maar onverschilligheid ten aanzien van wat God gezegd heeft. Hier past geen verdraagzaamheid, maar onverdraagzaamheid. De gelovigen te Efeze worden er immers om geprezen dat ze ‘de bozen niet kunnen verdragen’ (Openb. 2:2).

Onverdraagzaamheid in eigen kring

Over dat onderwerp gaat het nu echter niet. Ik wil het hebben over het gebrek aan verdraagzaamheid in eigen kring. De Schrift beveelt ons aan ‘elkaar in alle nederigheid en zachtmoedigheid met lankmoedigheid te verdragen en daarbij de eenheid van de Geest te bewaren’ (Ef.4:2vv.,verg. Kol. 3:12). Aan die verdraagzaamheid mankeert het nog wel eens. Nu bedoel ik niet dat we elkaars zwakheden, eigenaardigheden e.d. niet zouden verdragen.

In doorsnee genomen denk ik dat dat wel meevalt. Het gaat me om de onverdraagzaamheid ten aanzien van de mening, de opvatting, het gevoelen van een ander als die niet precies met de onze overeenstemt. Kleine verschillen worden buiten alle proporties opgeblazen, standpunten worden halsstarrig verdedigd, de sfeer in de samenkomsten verziekt soms zó dat velen er niet meer tegen kunnen en thuisblijven of een andere kring op zoeken, een scheuring in het plaatselijk getuigenis dreigt. Maar dat doet er allemaal niet toe, het gaat immers om de ‘eer des Heren’. Alsof de eer van de Heer met deze toestand gebaat zou zijn… Maar laat ik concreet mogen worden.

Gebed voor of na het breken van het brood

In de ‘vergaderingen’ in ons land is het gebruikelijk dat de broeder die ‘bidt voor brood en beker’ eerst het brood breekt en daarna de dankzegging uitspreekt. Met bepaalde argumenten is deze gang van zaken verdedigd en die argumentatie is vrij algemeen als juist geaccepteerd. Nu is er echter een broeder die er niet door overtuigd is en die de volgorde zoals die in Luk.22:19 door de Heer gevolgd wordt, in praktijk brengt. Een aantal broeders is het hiermee niet eens en ze eisen dat hij voortaan de gebruikelijke handelwijze toepast of anders niet meer dankt voor brood en beker.

Nu gaat het me helemaal niet om de vraag welke handelwijze de juiste is. Voor beide zijn argumenten aan te voeren. Veel belangrijker is de vraag waarom men de betreffende broeder niet toestaat naar zijn eigen geweten en overtuiging te handelen. Hij is verantwoordelijk voor deze handelwijze, wij zijn er voor verantwoordelijk dat we in de juiste gezindheid en met een dankbaar hart van het brood nemen en het eten. Het is veel belangrijker dat we ons met dat laatste bezig hielden dan ons druk te maken om een zaak waar we geen enkel uitdrukkelijk voorschrift voor hebben. In plaats van verdraagzaamheid te beoefenen, gaan we over elkaar heersen. ‘Maar de eer van de Heer dan?’ Die eer wordt alleen groot gemaakt door wat er uit ons hart voortkomt aan lof en dank bij het eten van het brood en niet door de vraag of de volgorde van handeling van de betreffende broeder wel klopt met onze opvatting daarover.

Dat lied moet eruit

In een van de uitgaven van de bundel ‘Geestelijke Liederen’ stond het bekende lied: ‘Mijn Verlosser hangt aan het kruis en Hij hangt er mijnentwegen’. Het werd door velen met hart en ziel gezongen. In gedachten verplaatsten ze zich met de dichter naar Golgotha en zagen ze daar hun Heiland hangen. ‘Dat is dan mooi en wel, maar er klopt niets van’, zei broeder Exact, die de kunst van het achteruit kijken niet machtig is, ‘de Heiland hangt niet meer aan het kruis. Dat lied is onschriftuurlijk en het moet uit de bundel’. En – u weet het – het lied ging er bij een volgende druk uit. De waarheid zegevierde – of … de onverdraagzaamheid? In Gal. 3:1 schrijft Paulus aan de Galaten dat Jezus Christus hun als gekruisigd voor ogen werd geschilderd. Mag ik ironisch zijn? Was dat dan niet fout van Paulus? Want toen hij predikte in Galatië hing de Heer allang niet meer aan het kruis. Hij had Hem aan de Galaten moeten schilderen als opgestaan en zittend aan Gods rechterhand… Alsjeblieft niet teruggaan in de tijd. Dat is de waarheid van God ontkrachten…’

Om een verhaal te actualiseren, vertellen we het dikwijls in de tegenwoordige tijd. Ik heb dat nogal eens gedaan in de artikelen over de discipelen, bijvoorbeeld: ‘De discipelen worden daarna door de Heiland apart genomen’ (zie jrg. 138 nr 6, blz. 135 linkerkolom)’. Volgens br. Exact is dat natuurlijk helemaal fout. De discipelen worden niet uitgezonden, maar werden uitgezonden.

Geen supplement

Het bovenstaande voorbeeld speelt al enkele tientallen jaren terug, maar het vindt zijn herhaling in onze tijd. In een vergadering wordt (pardon: werd) erover gediscussieerd of het onlangs verschenen supplement wel in de liederenbundels geplakt zal worden en die liederen dus opgegeven kunnen worden. Eén van de broeders had bezwaar tegen één lied en uiteraard trad het vetorecht in. Hij was erop tegen en dus: geen supplement in de bundel. In plaats dat deze broeder zich neerlegde bij de mening van anderen, en hij dus anderen verdroeg, legde hij zijn idee op aan het geheel. Zij moesten hem dus verdragen? Pure onverdraagzaamheid van hèm.

Psalm 23 taboe

U kijkt verbaasd naar dit kopje? Schrik niet! In een bepaalde vergadering stelde een jonge broeder voor Psalm 23 volgens de woordelijke tekst van de Bijbel te zingen. U weet wel op die mooie melodie. Maar gezongen werd het niet. Het stond wel in de Bijbel, maar niet in de bundel en waar bleef je met zulk soort vrije toestanden…..Onverdraagzaamheid? Angst misschien? Moet je nu lachen of huilen? Het laatste, want diverse jongeren gaan er aan ten onder. Ze kunnen dit kleingeestige gedoe niet verdagen. Huilen? Ja, omdat diverse broeders en zusters zo verstard zijn in hun denken en voelen dat ze niet eens in de gaten hebben wat ze aanrichten.

Mag ik hem dopen

Een broeder heeft een ongelovige ‘tot de Heer mogen leiden’. Deze bekeerling wil graag door hem gedoopt worden. Onze broeder wil dat ook graag en ziet het ook als zijn verantwoordelijkheid. Hij vraagt ter plaatse of dit goed is en hij daarvoor van het doopvont gebruik mag maken. Hij krijgt echter nul op het rekest want er zijn twee broeders die altijd de doophandeling verrichten en het gaat niet aan dat een ander die gewoonte doorbreekt. Zo zou iedereen wel kunnen dopen en waar blijf je dan?
Onverdraagzaamheid en dat gebaseerd op een totaal onbijbelse opvatting. Dopen is niet een zaak van de vergadering, maar een zaak tussen de doper en de dopeling. Filippus doopte de kamerling en de mensen te Samaria zonder enig overleg met Jeruzalem of welke andere vergadering dan ook. Is het niet tragisch ….?

Te scherp…?

Misschien vindt iemand dit artikel te scherp. Het is inderdaad scherp, maar is het tè scherp? Lees eens wat Paulus aan de Korinthiërs en aan de Galaten schrijft. Beste broeders en zusters, dit soort zaken mogen we niet verdragen, want dan verdragen we teveel. Betekent dat: twist uitlokken, verdeeldheid zaaien, enz.? Nee, het betekent dat we met zulke extreme, onbijbelse opvattingen geen rekening houden en dat in alle liefde, maar ook met beslistheid de betreffende broeders en zusters, voorhouden. Of willen we onze jeugd, en nog veel meer broeders en zusters kwijt raken?

Is dit artikel een aanklacht …? Beschouw het liever als een noodkreet.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies