De liefde van God is zo iets geweldigs dat we ons er eigenlijk iedere dag over moesten verwonderen. Maar we hebben er zo vaak over horen spreken, dat we vergeten ons te verwonderen.
Het gaat ermee als met een jongentje dat voor het eerst een fietsje krijgt. Hij is er dol gelukkig mee en kijkt er vol bewondering naar. Als hij het gebruikt heeft zet hij het netjes weg of laat het keurig op de standaard bij huis staan. Maar na een tijdje ebt de bewondering weg en daarmee ook de zorg voor het fietsje. Na gebruik wordt het ding tegen de muur gesmeten of gewoon op de grond gekwakt. Met grote mensen is het precies zo. De nieuwe auto is schitterend, daarna wordt hij prachtig, vervolgens mooi, redelijk goed, vrij gewoon, en het eindigt ermee dat we het niet meer dan vanzelfsprekend vinden dat we zo’n vervoermiddel bezitten. We mogen dan wel eens tot bezinning komen en gaan beseffen wat een voorrecht het is dat we zo’n luxe artikel ter beschikking hebben. Zo mogen we ook wel eens tot bezinning komen en weer gaan beseffen hoe geweldig het is dat God ons liefheeft.
Van zijn liefde wil ik de volgende vier aspecten belichten: de oorsprong , de voorwerpen, het bewijs en het effect ervan.
Oorsprong
Onze liefde wordt opgewekt door een bepaald ‘voorwerp’. Een jongen krijgt een meisje lief omdat ze aantrekkelijk is. De liefde van het meisje voor hem wordt opgewekt omdat ze hem zo aardig vindt. ‘Ze zien wat in elkaar’, zo heet het dan. Zo is het echter bij God niet. Zijn liefde vloeit in de eerste plaats voort uit Hemzelf. ‘De liefde is uit God’ zegt 1Joh.4:7. De apostel doelt er dan op, dat wij elkaar moeten liefhebben, en dat kunnen we omdat we uit God geboren zijn. Dat laatste is weer terug te voeren tot het feit, dat God liefde is. God heeft niet alleen lief, nee, Hij is liefde. Dat is zijn wezen (1Joh. 4:9,16). In 2Kor. 13:11 wordt Hij de God van de liefde genoemd.
God is machtig, Hij is wijs, Hij is goedertieren, enz, maar Hij is ook liefde en ook licht (zie 1Joh. 1:5) Daarmee wordt niet aangegeven wat Hij kan of wat Hij doet, maar wat Hij is.
Voorwerp
Dit is van verstrekkende betekenis. Als je nog niet bekeerd bent, maar wel het besef hebt dat het tussen jou en God niet in orde is, meen je dat je jezelf ‘tot God moet opwerken’. Je meent dat je jezelf aanvaardbaar voor God moet maken. Je meent goed te leven, en als je nou geen kwaad meer denkt of doet, dan zal God je aannemen en je liefhebben. Een cursiste van de bijbelcursus ‘Wat zegt de Bijbel’ stelde eens deze vraag: ‘Wil God mij wel’. In feite drukte ze daarmee het bovenaangeduide probleem, (dat het probleem van velen met haar is) feilloos uit. Ze meende dat ze zich aangenaam voor God moest maken, wilde Hij haar liefhebben en aannemen. Maar zo is het gelukkig niet.
Krachtelozen, goddelozen
In Rom. 5:6-10 worden vier kenmerkende uitdrukkingen gebruikt voor de personen die ‘voorwerp’ zijn van God liefde. Daar wordt van ons als afstammelingen van Adam gezegd, dat we krachteloos waren. Dus totaal niet in staat om ons tot God op te werken. Lichamelijk kun je met een sprong je even van de aarde verheffen en een stukje ‘hemelwaarts’ stijgen. Je valt echter prompt weer terug. Geestelijk gezien kun je echter nog geen millimeter richting God ‘stijgen’.
Vervolgens staat er dat Christus te rechter tijd voor goddelozen is gestorven. We zijn ‘godloos’, dat wil zeggen: we hebben geen band met God (Ef 2:12). Het begrip ‘goddeloze’ gaat echter verder. Dat is iemand die dwars ingaat tegen wat God geboden heeft. De goddeloze steekt zijn neus in de wind en zegt: ‘Er is geen God” (Ps. 10:4). De goddeloze is iemand die loert op het bloed van onschuldigen (Spr. 1:11). ‘Maar dat geldt toch niet van elk mens’, zal iemand zeggen. Inderdaad, als daad zal niet ieder mens zulke dingen zeggen en doen, maar het leeft wel in ons hart. Paulus, de vrome, oppassende Jood, zegt in Ef. 2:1 dat de gelovigen te Efeze vroeger dood waren in hun overtredingen en zonden en noemt hen ‘zonen van de ongehoorzaamheid’. Even later schrijft hij echter ‘onder wie ook wij allen vroeger verkeerden (vs. 3). Hij schakelt zichzelf er dus bij in, want in zijn hart was hij geen haar beter dan deze vroeger heidense, goddeloze mensen.
Zondaars, vijanden
Ten derde wordt in Rom. 5 van ons gezegd, dat we zondaars waren. Dat woord betekent letterlijk: iemand die het doel mist. Aan het doel waartoe God ons geschapen heeft, hebben we totaal niet voldaan. We hebben de plank volledig misgeslagen. En dat niet maar door zwakheid, onkunde of iets dergelijks, maar door pertinente opstand tegen God. Door zich te scharen aan de kant van de vijand, de satan, werd de mens een vijand van God. Welnu, voor zulke hopeloze mensen gaf God zijn Zoon. We hoeven ons niet op te knappen, we kunnen het ook niet. Zoals we zijn, mogen we tot God gaan en de Heer Jezus Christus aanvaarden als onze Heiland en Heer. God ‘wil’ ons. Zijn liefde gaat naar ons uit.
Gods liefde is geen naastenliefde die opgewekt wordt omdat de ander een soortgenoot is, want God heeft geen naaste. Zijn liefde is ook geen ‘natuurlijk liefde’ zoals die onder verwanten gevonden wordt, want wij waren niet aan God verwant. Nee, God heeft ons lief, omdat Hij liefde is. Daarom gaat zijn liefde ook uit naar elk mens, ja, zelf naar mensen die hem haten. Onvoorstelbaar groot is dat!
Het bewijs
Als je in een concordantie het woord ‘liefde’ opzoekt wordt er maar enkele keren gesproken over de liefde als feit, maar er staan een paar kolommen vol over wat de liefde doet.
Een man kan zijn vrouw overstelpen met liefdesbetuigingen, maar zijn vrouw zal dan misschien zeggen:’Ik wou dat ik van je liefde ook eens wat merkte, breng ik me maar eens een keer thee en beschuit op bed’.
Ze bedoelde dat natuurlijk niet zoals bij dat pasgetrouwde stelletje waar de man de eerste morgen zijn vrouw thee en beschuit op bed bracht. Zij reageerde enthousiast met: ‘Wat is dat lief van je!’ Maar hij antwoordde lakoniek: ’Zo nou weet je, hoe ik het voortaan hebben wil’. Nee, liefde moet zich bewijzen door spontane daden van liefde. Welnu, God heeft zijn liefde op een geweldige manier bewezen, namelijk door de gave van zijn Zoon. In 1Joh. 4:9 wordt het zo gezegd: ‘Hierin is de liefde van God ten aanzien van ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij zouden leven door Hem’. De liefde is geopenbaard ofwel aan het licht gekomen in de gave van zijn Zoon. Rom. 8:32 zegt het nog indringender: ‘Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen heeft overgegeven’.
Toen Abraham zijn zoon wilde offeren op de berg Moria klonk er de stem van de Engel des Heren: ‘Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets’. Op Golgotha werd een dergelijke roep niet gehoord, maar wel een andere, namelijk: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u Mij verlaten”. Dat was de stem van Hem, die zich overgaf en door God werd overgegeven om het oordeel over onze zonden te dragen.
In 1Joh.4:10 wordt, wat in vers 9 is gezegd, nog eens onderstreept met de woorden: ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden als zoenoffer voor onze zonden. Niets van ons dus, maar alles van Hem. Het kruis is het bewijs van God liefde.
Het effect
Het is haast niet doenlijk alle resultaten van de liefde van God voor ons, op te sommen. Ik wil er enkele noemen. De bekende tekst Joh. 3:16 zegt dat we niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben. Eeuwige leven een geweldig resultaat van de liefde van God door de gave van zijn Zoon. Maar er is meer: we zijn ook erfgenamen van God, ja mede-erfgenamen van Christus geworden (Rom.8:17) en dat omdat we kinderen van God geworden zijn. Wij mogen God aanspreken met: ‘Abba, Vader’, zoals de Here Jezus dat gedaan heeft (vgl. Mark. 14:36 met Rom. 8:15 en Gal. 4:5,6). We zijn als zonen aangenomen (Ef.1:5). Dat spreekt van volwassenheid en omgang met de Vader op een niveau waarop we zijn gedachten kunnen verstaan. Het verschil tussen kinderen en zonen kun je een beetje illustreren met een voorbeeld uit het maatschappelijk leven. Een firma heet niet: ‘Jansen en kinderen’, maar ‘Jansen en Zonen’. Wij zijn zonen van God, maar kennen we als zonen de omgang met Hem?
Liefde
De liefde van God heeft ook een heel praktisch effect, namelijk dat wij kunnen liefhebben zoals God liefheeft ‘Wij hebben (Hem) lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad’ (Joh. 4:19). We hebben God lief, maar we kunnen ook onze vijanden liefhebben, want de liefde die in ons hart is uitgestort, is de liefde van God en niet slechts ‘naastenliefde’ of ‘natuurlijke liefde’ zoals tot bloedverwanten.
Driemaal wordt er in de eerste Brief van Johannes gesproken over het volmaakt zijn van de liefde van God in ons, en het is belangrijk daar aandacht aan te geven. De liefde van God in ons is volmaakt, volkomen geworden, als we zijn woord bewaren(1Joh.2:5). De gave van de liefde van God in ons, is niet vrijblijvend. Ook bij ons moet ze zichtbaar worden, ze moet aan het licht komen en dat doordat we het woord van God bewaren, dat wil zeggen er praktisch naar handelen. Willen we dat, doen we dat?
Ten tweede komt die liefde in haar volmaaktheid bij ons tot uiting als we de broeders liefhebben (Joh.4:12). Hoeveel teksten zijn er niet die spreken over de liefde onder elkaar of over de broederliefde. We zijn door God geleerd elkaar lief te hebben (1Thess.4:9). Maar dat onderwijs moet een praktische uitwerking hebben, we moeten er steeds overvloediger in worden (vs.10). Die liefde moet natuurlijk in de praktijk bewezen worden. God heeft zijn liefde bewezen door de gave van zijn Zoon; hoe bewijzen wij onze liefde tot elkaar? Met een variant op wat iemand eens schreef zou ik willen zeggen: ‘De broederliefde is de olie in het slot en op de scharnieren van de deur die opengaat naar mijn broeders en zusters. Hebben we een oliespuit vol van deze olie of is er een voorbehandeling met kruipolie nodig?
Als derde kenmerk van de volmaaktheid van de liefde geldt, dat wij beseffen dat zoals Christus is, wij in de wereld zijn. We zijn niet van de wereld, maar in de wereld. In die wereld laten wij het beeld van Christus zien, maar deze tekst gaat verder. Deze wereld gaat ten onder, maar wij zijn in die wereld zoals Christus is, we maken er geen deel van uit, we gaan niet ten verderve, we zijn er boven verheven. We hebben straks vrijmoedigheid in de dag van het oordeel en beseffen dat nu reeds. De volmaakte liefde drijft de vrees uit (1Joh.4:17,18). We behoeven niet te vrezen als we denken aan de toekomst, we zijn voor eeuwig gered en aan het hart van God gebracht.
Losse opmerkingen
Gods liefde strekt zich ui tot de wereld (Joh. 3:16). Het is geen ‘mensenliefde’ naar deaard van zijn liefde, maar wel ’mensenliefde’ wat het object van zijn liefde betreft (Tit. 3:4). Ze strekt zich ui tot zondaars en dat omdat Hij liefde is.
Daarnaast lezen we dat de Here Jezus de Gemeente heeft liefgehad (Ef. 5:25). Daar wordt de nadruk gelegd op een liefde in relatie. Hij zag haar als zijn bruid, die Hij Zich wilde verwerven.
In Rom. 5:7 lezen we dat iemand nauwelijks voor een goede zijn leven zou afleggen, maar dat God zijn liefde aan ons betoond heeft toen wij no zondaars waren. Zoals we al besproken hebben, komt daarin uit, dat God liefde is naar zijn wezen. God nam, zoals de ouden dat zeiden ‘reden uit Zichzelf’ om ons zondaars lief te hebben. Als de Heer Jezus zegt dat de grootheid van iemands liefde blijkt uit het feit dat hij zijn leven aflegt voor zijn vrienden (Joh. 15:13), dan lijkt dat in strijd met Rom. 5:8, maar dat is het natuurlijk niet. In Rom.5:8 wordt gedoeld op de grootheid van Gods liefde in het overbruggen van een kloof. Maar in Joh.15:13 wordt gedoeld op de innigheid van de liefde.van Christus voor zijn discipelen die zijn vrienden waren.
Broederliefde is vereist, maar ze mag nooit ‘eindigen’ in de broeder, dat wil zeggen dat we een bepaalde broeder of zuster zo liefhebben dat we zijn of haar fouten niet willen zien. Ware broederliefde zal in dit opzicht juist bezorgd zijn om de broeder en zal hem in liefde terecht wijzen als hij fout gaat of dreigt fout te gaan.
Houd ik van de kinderen omdat ik van hun ouders houd, dan houd ik van elk kind uit dat gezin. Houden we van de broeders en zusters omdat we van hun Vader houden? Dan houden we van elke gelovige, ook van de lastige broeder of zuster. In het andere geval houd ik alleen van enkele kinderen uit het gezin omdat die me ‘liggen’. Zo moeten het onder broeders niet zijn.
Om werkelijk liefde te kunnen betuigen naar de ander toe, ook naar de naaste in het algemeen, is contact met God nodig. Hoe vaak mankeert het daar bij ons aan. Hoe gemakkelijk menen we het zonder God wel te kunnen klaar krijgen, tenminste, zo lijkt het wel. Maar als dat contact er niet is, kunnen we de liefde niet beleven en ook niet laten uitstromen. Iemand probeerde een oude zuster te bellen, maar ze kreeg geen gehoor. Later kwam ze bij haar op bezoek en de oude zuster had toen al ontdekt dat ze de hoorn niet goed op het toestel had gelegd. Ze verontschuldigde zich echter met de woorden:’Maar hij lag er maar een beetje naast’. Jawel, maar het contact was verbroken. Ligt bij ons de hoorn van de hemelse telefoonlijn er soms ook naast, al is het dan maar ‘een beetje’?
Geve de Here God dat deze overdenking mij en u mag opwekken minder bezig te zijn met onze liefde tot Hem en meer met zijn liefde tot ons. Dan zal vanzelf zijn liefde in ons leven doorstromen.