In de evangeliën lezen we enkele keren dat de Heer Jezus Christus Zich met een bepaalde bedoeling naar een persoon of naar personen toe omkeerde.
Na de aankondiging van zijn lijden meent Petrus de Meester te moeten bestraffen en zegt hij dat dit de Heer beslist niet overkomen zal. Kennelijk staat Petrus achter de Heer, want er volgt: ‘Hij keerde zich om en zei tot Petrus: ‘Ga weg achter Mij satan…..(Zie Matt.. 16:23). Dezelfde Petrus van wie de Heer even te voren getuigt dat hij woorden spreekt die de Vader hem had geopenbaard, is nu een spreekbuis van Satan. Dat komt doordat hij zijn eigen mening tegenover die van de Heer stelt. De Heer keerde zich om en corrigeerde Petrus. Laten we Petrus niet te hard vallen. Vervallen wij nooit in eenzelfde soort fout?
In Mark. 5:30 gaat het om een heel ander geval. Een vrouw heeft de Heer aangeraakt om genezen te worden van haar kwaal, Ze heeft Hem van achteren benaderd. Ze is genezen, maar het is niet ongemerkt gebeurd. Hoe zou dat ook kunnen! De Heer heeft geconstateerd dat er kracht van Hem is uitgegaan. Hij genas immers de zieken onder het volk door hun ziekten op zich te nemen (Jes. 53: 4; Matt. 8:17). Daarop draaide de Heer zich in de menigte om en vraagt wie Hem aangeraakt had. Dan komt de vrouw bang en bevend naar voren en vertelt hem precies wat er is gebeurd. In dit geval keert de heer zich niet om om iemand te bestraffen, maar om iemand tot een getuigenis van Hem te brengen en om die persoon zegenrijk toe te spreken. Zo wil de Heer Zich ook tot ons omkeren met het doel dat we Hem vertellen wat voor geweldigs Hij heeft gedaan, en Hem èn God, de Vader daarin groot maken, terwijl Hij van zijn kant ons wil bemoedigen.
Een andere keer draait de Heer Zich om naar de menigte, die Hem volgt. Hij heeft die ‘volgelingen’ wat ernstigs te zeggen en namelijk dat ze wel moeten bedenken wat het kost om discipelen (d..i volgelingen) van Hem te zijn (Luk.14:25). Je moet er je familie voor op willen geven, je moet er een kruis voor willen opnemen. Dat wordt dan jouw kruis, jouw last voor de Heer. Je moet dus weten wat je doet. Je moet de kosten berekenen. Niet slechts één keer, maar steeds weer opnieuw moet je je van die keuze bewust zijn.
Het meest aansprekende geval is wel toen Petrus veel meer had gezegd hij waar kon maken (Luyk 22:61). Hij zou de Meester niet verlaten al liet iedereen Hem in de steek. Hij meende dat, maar hij kende zichzelf niet. Hij vertrouwde op zijn eigen ik en moest een bittere les leren. Tot driemaal toe verloochende hij de Meester. Hij doet dat in de hof van de hogepriester waar Jezus heen gebracht was na zijn gevangenneming en waar Hij werd bespot. Ondanks zijn vreselijke positie denkt de Heer toch aan zijn discipel die zo hopeloos gefaald heeft. Hij keert zich om en kijkt Petrus aan. Spreken kon niet en hoefde niet. Een blik was voldoende om Petrus tot inkeer te brengen. Die blik zal Petrus nooit en nooit meer vergeten hebben. Kunnen we ons in de situatie van Petrus verplaatsen? Falen wij soms ook niet als het erom gaat voor de Heer uit te komen in een vijandige vormgeving? Voelen we dan ook niet die blik van de Heer? Want Hij wil Zich dan als het ware ook tot ons omkeren en ons aankijken. Wat een liefde, wat een genade… een Heiland die Zich naar ons toewendt en ons aankijkt! Hoe heilzaam voor onze ziel!