421 Zacharia (12)

Zacharia 8

Ook kwam het woord van de Here der heerscharen tot mij: Zo zegt de Here der heerscharen: Het vasten der vierde, vijfde, zevende en tiende maand zal voor het huis van Juda worden tot vrolijkheid en vreugde, ja tot blijde feesten; hebt dan de waarheid en de vrede lief. Zo zegt de Here der heerscharen: Wederom zullen er volken komen en inwoners van vele steden, en de inwoners van de ene zullen zich begeven naar die van de andere, en zeggen: Laten wij toch heengaan om de gunst des Heren af te smeken en om de Here der heerscharen te zoeken; ook ik wil gaan. Ja, vele natien en machtige volken zullen komen om de Here der heerscharen te Jeruzalem te zoeken en de gunst des Heren af te smeken. Zo zegt de Here der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vasgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.

Deze laatste heilsboodschap :

  • grijpt terug op de vraag over het vasten
  • geeft aan dat volken zullen komen om de Heer te Jeruzalem te zoeken;
  • zegt dat tien mannen uit de volken willen meegaan met een Joodse man, die naar Jeruzalem gaat.

Langzaam aan nadert dit gedeelte een hoogtepunt, en de Heer leidt dat in door terug te komnen op de vraag over het vasten, nu niet in negatieve zin zoals in hoofdstuk 7:3. In tegendeel, heel positief zegt God dat het vasten op de vierde, vijfde, zevende en tiende maand zal veranderd worden in vrolijkheid en vreugde38. Het zullen zelfs feestdagen worden, maar dan moet Israël de waarheid en de vrede liefhebben.
Het blijkt dat het volk meer vastendagen heeft dan alleen in de vijfde maand en de zevende maand, want hier in vers 19 is er ook melding van de vierde en de tiende maand.
We kunnen dat zo in schema zetten:

  • Het vasten op de vierde maand (en wel op de 9e dag van die maand)slaat op het feit dat er een bres werd geslagen in de muur van Jeruzalem(2Kn25:3;Jr.39:2,3; 52:6,7);
  • dat op de vijfde maand (en wel op de tiende dag)ziet op het innemen en verbranden van stad en tempel in 586.v. Chr. (Jr. 52:12; 2Kn25:8 (daar wordt de 7e dag van de vijfde maand genoemd);
  • bij de zevende maand (en wel op de derde dag van die maand) moeten we denken aan de moord op Gedalja (2Kn.25:25; Jr 41:1 etc) waardoor de achtergeblevenen dachten in grote moeite te komen en dat de tocht naar Egypte inluidde;
  • tenslotte ziet het vasten in de tiende maand (en wel op de tiende dag) op het moment dat de belegering van Jeruzalem was begonnen (2Kn25:1; Jr39:1; 52:4)

Dat vasten op al die verschillende data met elk een bepaalde achtergrond leek wel erg vroom maar we hebben al gezien dat het voor God weining waarde had. De Heer zag liever dat er recht gedaan werd onder het volk en dat wordt hier nog eens herhaald met de woorden: heb dan waarheid en vrede lief. Mooie combinatie van twee begrippen: waarheid doen ofwel waarachtig wezen in je doen en laten, met daarbij alles erop zetten dat de vrede onder elkaar gehandhaafd wordt.
Dan volgt er een geweldige belofte en wel dat er volken zullen komen39 en de de bewoners van vele steden elkaar zullen opwekken om op te trekken naar Jeruzalem om de gunst van de Heer te zoeken40. Het gaat dus niet om een enkel gezelschap zoals dat was in de dagen van Salomo, die door de koningin van Scheba en anderen bezocht werd41.
Het resultaat van die aansporing is dat her en der geroepen wordt: ‘ook ik wil gaan’. Het is een persoonlijke beslissing, maar als velen die beslissing nemen, worden het volken die optrekken.
Dit opgaan naar Jeruzalem zal dus niet beperkt blijven tot het volk Israël dat zich weer tot de Heer zal wenden en in Jeruzalem een feest voor de Heer wil vieren, nee ook vele natiën en machtig volken zullen komen om de Heer te zoeken en zijn gunst af te smeken42 .
Dat is nog eens wat anders dan dat er een vijftigduizend joden terugkeren zoals na de Ballingschap. Hele volken zullen optrekken naar Jeruzalem. Zoiets is nog nooit voorgekomen! Zelfs zullen tien man uit de volken van allerlei taal de slip van een Joodse man grijpen en zeggen dat ze met hem mee willen optrekken omdat ze gehoord hebben dat God met het volk is43 . Dit moet de Joden in Zacharia’s tijd als wonderlijke muziek in de oren hebben geklonken.

Tien

Het getal tien drukt uit dat dit aantal representatief is voor de hele volkerenwereld, verg. Mt. 25:1 waar het getal eveneens representatief gebruikt wordt, zie ook. Lv26:2644. Verg. voor het gebruik van het getal tien ook nog Gn31:7; 1Sm1:8

Slip grijpen

Dit slip grijpen houdt in dat men bij deze Judese man wil horen, men klampt de Joodse man aan, vergelijk voor een dergelijke uitdrukking 2Kr15:9 en Js4:1.
Bedenk dat aan de zoom van het Joodse kleed de gedenkkwasten hingen die kenmerkend waren voor een Israëliet als teken dat hij behoorde tot het volk dat God uit Egypte verlost had (Nm15:38; Dt22:12).

Vragen bij hfst 7:1-8:23

  1. Wat is de bedoeling van vasten in onze tijd? Zie bijv. Mt6:16; 9:14,15;17:21;Mk9:29;
    Lk2:37; Hd14:23.
  2. Israël luisterde niet naar het woord van de Heer; wat zegt Paulus in 2Tm4:3,4 wat de
    christenen betreft? Welke vermaning houdt dat voor ons in?
  3. Wij zijn het geestelijk volk van God in deze tijd, welke vereisten horen daar in de
    praktijk bij volgens 2Ko6:14-18 en Tt 2:14,15
  4. Poorten waren onder Israël de plaatsen waar recht gesproken werd en andere belangrijke
    beslissingen werden genomen. Hoe kunt u met het oog hierop Mt16:18 verklaren?
  5. Wanneer wij wat ons geestelijk leven betreft armoede lijden, waar ligt dat dan aan? Hoe
    kan daar een verandering in komen?
Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies