Het is het een of het ander…
In 1Ko10:21 vinden we een dubbel contrast: de drinkbeker van de Heer wordt gesteld tegenover de drinkbeker van de demonen en de tafel van de Heer staat tegenover de tafel van de demonen. Deelnemen aan de drinkbeker en de tafel van de Heer drukt uit dat we gemeenschap met de Heer en met elkaar hebben. Deze gemeenschap is gebaseerd op het geweldige feit dat de Heer Jezus Christus voor ons zijn bloed gestort heeft tot vergeving van onze zonden en voor ons zijn lichaam heeft overgegeven, waarin Hij onze zonden gedragen heeft en waarin Hij voor ons tot zonde is gemaakt (Ef 1:7;1Pt 2:21-24; 2Ko 5:21).
Hoewel het in 1Ko10:14-22 gaat over de rechten van de Heer en zijn heiligheid, is het toch ook waar dat zij die aan de christelijke ‘eredienst’ deelnemen, daarmee aangeven dat ze met God verzoend zijn en de Heer Jezus kennen als hun Verlosser en Heer.
Zij die in de afgodstempels de drinkbeker van de demonen drinken en deelnemen aan de tafel van de demonen (d.w.z. aan de offermaaltijd), drukken daarmee hun verbondenheid met de afgoden uit, en in wezen met de demonen. Hun offers zijn bedoeld om de afgoden te eren en ze gunstig voor zich te stemmen.
Tussen deze twee ‘erediensten’ bestaat een hemelsbreed verschil. Paulus houdt de gelovigen te Korinthe heel ernstig en uitdrukkelijk voor dat ze niet aan beide erediensten kunnen deelnemen. Als ze deelhebben aan de christelijk eredienst maar ook meedoen met de heidense offermaaltijd, dan verwekken ze de Heer tot jaloersheid. We kunnen niet twee heren dienen. We kunnen niet God dienen en de afgoden. God wil ons helemaal voor Zichzelf hebben en de Heer Jezus wil dat ook.
God ‘neemt het niet’ dat we Hem niet de plaats geven, die Hem toekomt. Menen we soms dat we het tegen God kunnen opnemen?
Kortom: de beide erediensten zijn onverenigbaar en onverzoenlijk met elkaar.
En de tafel van…
In de titel van dit artikel heb ik een derde mogelijkheid verondersteld, zonder die nader aan te geven. De vraag is namelijk of er volgens de Schrift ook andere ‘drinkbekers’ en ‘tafels’ bestaan. De Schrift spreekt niet met zoveel woorden over andere tafels, mogen wij dat dan wel doen? Er zijn uitleggers die spreken over een ‘tafel van de mensen’ of over een ‘tafel van groep zus of vergadering zo’, wanneer de erediensten daar niet met hun visie overeenkomen. Dit spraakgebruik is opgekomen als gevolg van de verdeeldheid in de christenheid en dat is wel te begrijpen. Men meende de tafel in andere kerken of groepen niet de tafel van de Heer te kunnen noemen omdat er zaken plaatsvonden waar men het niet mee eens was,; anderzijds vond men het ook onterecht te spreken over een tafel van de demonen. Dus zocht men naar een kwalificatie die er als het ware tussenin stond. De vraag is echter of dit bijbels verantwoord is en zo ja in welke gevallen men zo’n betiteling mag gebruiken
Welnu, er is m.i. reden om over ‘andersoortige’ tafels te spreken dan de twee die de Schrift bij name noemt. We kunnen daarvoor een vergelijking trekken met 1Ko11:20,21 waar de apostel Paulus niet spreekt over de tafel van de Heer, maar over het avondmaal van de Heer. Welnu, de Korinthiërs hielden met elkaar een maaltijd waarvan zij meenden dat ze daarmee het avondmaal van de Heer vierden, maar Paulus ontkent dat ten stelligste: Het is ‘niet ‘s Heren avondmaal eten’. Hij voegt er echter niet aan toe dat zdus het avondmaal van de demonen gebruiken. Hoe we de maaltijd die de Korinthiërs met elkaar hielden, dan wel moeten betitelen, komt later aan de orde, het gaat er nu alleen om, aan te geven dat er een derde betiteling als:’avondmaal van mensen of iets dergelijks’, bijbels gezien niet onverantwoord is. In vergelijking hiermee is eveneens het spreken over ‘een tafel van mensen’ niet onverantwoord.
Blijft nog de vraag in welke gevallen je zo’n betiteling mag gebruiken. Om het antwoord daarop te vinden gaan we opnieuw naar het min of meer vergelijkbare onderwerp van 1Ko11 over het eten van het avondmaal des Heren.
Waarom aten de Korinthiërs niet ‘het avondmaal van de Heer’?
De Korinthiërs hadden een maaltijd waarbij ze brood aten en wijn dronken net als bij het avondmaal van de Heer. Zoals gezegd, meenden ze kennelijk dat ze het avondmaal van de Heer gebruikten, maar Paulus ontkent dat en geeft daarvoor als reden aan, dat ieder vooraf zijn eigen avondmaal gebruikte. Ze aten gewoon hun eigen meegebrachte brood op. Op zichzelf was daar niets mis mee, al ze het maar niet als het eten van het avondmaal van de Heer beschouwd hadden. Dat deden ze echter wel en dat was de fout die ze maakten. Maar er was nog iets mis bij hun maaltijd: als je van het avondmaal des Heren een maaltijd maakt om je honger te stillen, denk dan tenminste ook aan je broeder en zuster die niet genoeg avondeten mee konden brengen. Dat deden de beter bedeelde gelovigen in Korinthe echter niet. Ze aten en dronken zich zat en bekommerden zich niet om hun arme broeders en zusters: een beschamende vertoning!
Als gemeente samenkomen om te eten is mooi, maar als je het zo doet , kun je net zo goed voor jezelf thuis een maaltijd houden.
Hiermee is nog niet alles gezegd. De eigenlijke fout van de Korinthiërs was, dat het brood bij hen niet een voorstelling was van het lichaam van Christus en bij de wijn dachten ze niet aan het feit dat Christus zijn bloed moest storten om ons met God te verzoenen. Dit volgt m.i. uit dat wat Paulus in de verzen 27-34 van 1Korinthe 11 schrijft. Datgene wat een maaltijd tot de maaltijd des Heren maakt, ontbrak bij hen. Welnu, als bij een ‘avondmaalsviering’ in de christenheid dit hoofdelement ontbreekt, kun je van een avondmaal van mensen spreken, maar als gelovigen in oprechtheid (zij het ook met gebrek aan inzicht of met praktische tekortkomingen) het avondmaal van de Heer willen vieren in gedachtenis aan wat Hij gedaan heeft in zijn verzoenend lijden en sterven, mag niemand zeggen, dat het om een avondmaal van mensen gaat omdat er naar zijn overtuiging een of ander detailniet met zijn inzichten strookt.
In diverse ‘bijbelgetrouwe’ kerken en kringen wordt wel degelijk het avondmaal des Heren gevierd, men drinkt daar de beker van de Heer en heeft deel aan het avondmaal van de Heer
Laten we nu terugkoppelen we naar het onderwerp ‘tafel des Heren’ of ‘tafel van mensen’ en laten we daar dezelfde richtlijn op toepassen. We mogen alleen van een tafel van mensen spreken als ‘de drinkbeker der zegening die wij zegenen’ niets meer gemeen heeft met ‘de gemeenschap van het bloed van Christus’ en als ‘het brood dat wij breken’ niets gemeen heeft met ‘het lichaam van Christus’.
Als het niet meer de maaltijd van de Heer is, maar een maaltijd van mensen, dan kun je ook niet meer spreken van de tafel van de Heer, want die beide begrippen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Waar sprake is van ‘avondmaal van de Heer’, daar is ook sprake van ‘tafel van de Heer’.
Anders is het als men ondanks belijdenissen met de mond willens en wetens met de rechten van de Heer geen rekening houdt. Maar dan kan men niet meer van bijbelgetrouw spreken. Met ‘bijbelgetrouw’ bedoel ik dat men de bijbel aanneemt als het onfeilbare Woord van God en daarnaar wil handelen. Als men dat willens en wetens niet doet, ontstaat er een andere situatie, maar daar gaat het me niet om in dit artikel.
Dus… kun je overal heen gaan…?
Uit het bovenstaande zou iemand kunnen concluderen dat het dus niet uitmaakt naar welke kerk of kring je gaat, als die maar ‘bijbelgetrouw’ is en bij het avondmaal de dood van de Heer verkondigd wordt. Die conclusie is echter niet juist. We hebben namelijk voor ons eigen gewetenmet meer te maken dan of er voldaan is aan het hoofdkenmerk van de avondmaalsviering. Zo goed als God in de oude bedeling aangegeven had hoe het bij de tabernakeldienst moest toegaan, zo goed heeft de Heer voor het samenkomen van de gemeente aanwijzingen gegeven waar we rekening mee hebben te houden. Nu kunnen daar verschillen van inzicht bij optreden en zwakheid in het beantwoorden aan deze aanwijzingen kan een rol spelen, maar dat er aanwijzingen zijn, staat buiten kijf. Denk maar aan de herhaalde uitdrukking in de Brief aan de Korinthiërs: ‘Als gij als gemeente samenkomt……’ waarna dan bepaalde aanwijzingen volgen.
Zonder in een wettische geest gelovigen te veroordelen die anders samenkomen dan wij, hebben we persoonlijk te handelen naar het inzicht dat wij door het bestuderen van Gods Woord gekregen hebben Maar wat als anderen daaraan niet beantwoorden?
Een geschiedenis uit het Oude Testament kan ons helpen in deze kwestie onze houding te bepalen, waarbij we bewaard worden voor een normloos standpunt en eveneens voor een sectarische opstelling.
Mijn heer Mozes, belet het hun…
De geschiedenis waarop ik doel, heeft niets met ‘eredienst’ te maken, maar dient alleen als vergelijking om te laten zien hoe lankmoedig God is wanneer dingen niet precies zo gaan als Hij gezegd heeft. En dat geldt ook voor tekortschieten waar het de eredienst betreft, want God is nog steeds dezelfde lankmoedige God.
In Nm11:16,17 lezen we dat Mozes de opdracht krijgt om 70 oudsten van het volk bij elkaar te brengen bij de tent van de samenkomst. Een deel van de Geest die op Mozes was, zou God op die 70 personen leggen , zodat ze Mozes terzijde konden staan om de last van het volk te dragen. Mozes roept de 70 mannen bijeen bij de tent van de samenkomst en inderdaad ontvangen zij een deel van de Geest van Mozes en daardoor profeteren ze bij die gelegenheid (later doen ze dat namelijk niet meer). Een geweldige gebeurtenis! Wat een zorg van God voor Mozes en voor het volk.
Maar…..’twee mannen nu waren in de legerplaats achtergebleven; de een heette Eldad, en de ander Medad’. Ze behoorden tot de 70 man die waren genoteerd als oudsten, ‘maar waren niet naar de tent gegaan’. Ze waren dus ongehoorzaam! Op hen daalt natuurlijk niet een deel van de Geest neer!? Dat kan immers niet, want ze waren niet op de plaats waar ze moesten zijn. Zo zouden wij redeneren.
Wat gebeurt echter? Ze ontvangen wel een deel van de Geest! Dat blijkt uit het feit dat ze profeteren net als de 68 mannen bij de tent der samenkomst. Een jongeman die dit heeft opgemerkt, rent vol ijver voor de Heer naar Mozes en vertelt wat er in de legerplaats aan de hand is. Jozua, de dienaar van Mozes, staat erbij als de jongen zijn verhaal doet en verontwaardigd zegt hij: ‘Mijn heer Mozes, belet het hun’. Dat is nog eens een goed optreden van Jozua! Hij staat pal voor de waarheid. Komen naar de tent der samenkomst …dat was de opdracht en dat hebben Eldad en Medad niet gedaan. Deze ongehoorzaamheid moet de kop in gedrukt worden!?