436 jrg 141, 08-1998 De les van drie opwekkingen

In de Bijbel is sprake van verschillende opwekkingen, waarbij mensen tot dit aardse leven ‘teruggeroepen’ werden. Om ze even op een rijtje te zetten:

  1. De opwekking van de zoon van de weduwe te Sarfath door Elia (1Kn17:17-24);
  2. De opwekking van de zoon van de Sunamitische vrouw door Eliza (2Kn4:18-37);
  3. Het weer levend worden van de dode man die in het graf van Eliza werd geworpen (2Kn13:20,21);
  4. De opwekking van het dochtertje van Jaïrus door de Heer Jezus (Lk8:40-56);
  5. idem die van de jongeling van Naïn (Lk7:11-17);
  6. eveneens die van Lazarus (Jh11:1-44);
  7. De opwekking van Dorkas door Petrus (Hd9:36-43 en
  8. die van Eutychus door Paulus (Hd20:7-12).

Over al die opwekkingen zou iets te zeggen zijn, maar ik beperk me tot de drie opwekkingen die de Heer tijdens zijn leven hier op aarde heeft verricht en wil daar een geestelijke toepassing bij geven. We kunnen namelijk een parallel trekken tussen dit letterlijk weer levend worden van deze personen en het geestelijk levend worden van allen die in de Heer Jezus geloven. Over dit geestelijk levend worden spreekt bijvoorbeeld Jh5:24: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie mijn woord hoort en gelooft Hem die Mij heeft gezonden, die heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven’. Ef2:5 zegt er dit van:’Maar God…..heeft ons…toen ook wij dood waren in de overtredingen, levend gemaakt met Christus’.

Het dochtertje van Jaïrus

Laten we beginnen met de opwekking van het dochtertje van Jaïrus. Zij was nog maar net gestorven.Ze zag er nog niet als een dode uit, maar ze was wel dood. De Heer wekt haar op en gebiedt dat men haar te eten zou geven (Mk5:43; Lk8:55). Het meisje had voedsel nodig.

Als mensen geestelijk tot leven zijn geroepen doordat zij de stem van de Zoon van God hebben gehoord en in Hem geloven (Jh5:25), hebben ze voedsel nodig. Het voedsel van Gods Woord en wij mogen ze dat, in dienst van de Heer, geven. Dit voedsel moet aangepast zijn aan de geestelijke toestand van de hoorder of gesprekspartner. Baby’s krijgen eerst melk, zo moeten kleine kinderen in het geloof gevoed worden met de eenvoudige beginselen van Gods Woord. Je moet met iemand die pas bekeerd is niet beginnen te spreken over de inrichting van de tabernakel of over het herstel van Israël. Nee, ze hebben voedsel nodig tot opbouw van hun geloofsleven. Spreek met ze over de Heer Jezus, over de zekerheid van het geloof, over belijdenis van zonden, over het verschil tussen zonden als daad en zonde als macht in hen en probeer langzaamaan over te gaan op ‘vast voedsel’, bijvoorbeeld hoe God de Gemeente ziet en welke taak zij in die Gemeente hebben.

De jongeman uit Naïn

Ten tweede is er de opwekking van de jongeling van Naïn (Lk7:11-17). Men was met hem al op weg naar het graf. Dat hij dood was, was al wel te zien. De Heer grijpt echter in, Hij raakt de baar aan en wekt de jongeman op. Typerend staat erbij: ’En Hij gaf hem aan zijn moeder’. Dat spreekt van gemeenschap. Mensen die tot geloof gekomen zijn, worden door de Heer aan elkaar gegeven. Ze hebben geloofsgemeenschap met elkaar. Een typerende tekst is Gl4:26 waar staat dat wij verbonden zijn met het Jeruzalem dat boven is, dat onze moeder is. Dat Jeruzalem spreekt van genade en vrijheid, maar ook van verbondenheid als in een geestelijk gezin.

Lazarus

In de derde plaats heeft de Heer Jezus Lazarus opgewekt. Hij was al vier dagen in het graf,. Dat hij dood was kon je zelfs al ruiken, maar daardoor werd de macht van de Heer niet ingeperkt. Ook hier roept Hij iemand uit de dood terug. Maar Lazarus moest nog van de doodsattributen bevrijd worden. Dat liet de Heer doen door de omstanders. Iemand die tot geloof in Christus komt, staat nog niet direct in de vollevrijheid. Door onderwijs uit de Schrift moet hij leren verstaan, dat de dood totaal geen macht meer over hem heeft: dat niet alleen zijn zondeschuld is uitgedelgd, maar dat ook zijn zondige natuur is geoordeeld; dat hij met Christus levend is gemaakt, dat hij met Hem is opgewekt en gezet is in de hemelse gewesten. Prachtig is dat vrijmaken van dat wat nog aan de dood herinnert.

Er zijn mensen die nog niet zo erg door de zonde en de geestelijke dood zijn aangetast. Ze leiden geen verwoestend leven in de zonde. Het zijn nette burgers in de maatschappij. Ze liggen er om zo te zeggen ‘nog mooi bij’, zoals het dochtertje van Jaïrus. Je zou haast niet durven zeggen dat ze dood zijn in zonden en overtredingen; maar als ze Jezus Christus niet kennen, zijn ze toch dood en is het nodig dat ze levend gemaakt worden. Door middel van de boodschap van het evangelie wil de Heer hen bij de hand grijpen en hen oprichten.

Anderen vertonen al wat duidelijker de sporen van het ‘dood-zijn’. Ze zijn op weg ‘naar het graf’. Je kunt ze al duidelijk aanspreken over de weg die ze gaan en die in de eeuwige ondergang eindigt. Ze hebben een aanraking met de Heer Jezus nodig.

Tenslotte zijn er zondaars die een doodsgeur verspreiden. Hun leven ‘stinkt tot en met’. Het lijkt hopeloos voor ons, net als voor Martha in de situatie van haar broer, maar het woord van de Heer is machtig zulke ‘stinkende zondaars’ uit hun verdorven doodsstaat op te richten..
Nette zondaars moeten levend gemaakt worden en de grofste zondaars kunnen levend gemaakt worden.

Kan God ons gebruiken om de levendmakende boodschap van het evangelie aan hen door te geven?

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies