In dit artikel willen we het belang van de kruisdood van Jezus Christus nader belichten. Vooraf wil ik daarbij stellen dat het bij de dood van Jezus Christus niet gaat om het sterven van een martelaar en evenmin om de dood van een idealist die sterft voor het uitdragen van zijn ideaal, maar om een ‘offerdood’. Christus offerde zich op om zijn Vader te verheerlijken en om ons te redden. Hij stierf in onze plaats om ons te verlossen. Deze opmerking is van belang voor het kunnen begrijpen van wat in de nu volgende perikoop naar voren wordt gebracht
Voorzegd in het Oude Testament
Het kopje boven deze perikoop zou de reaktie kunnen oproepen dat over het kruis van Christus toch in het hele Oude Testament niet gesproken wordt. Dat is ook zo. De term kruis komt in het OT niet voor en de benaming kruisdood evenmin. Maar wel wordt in het OT aangegeven dat (a) er offers nodig waren wilden de mensen tot God kunnen naderen en hun zonden weggedaan kunnen worden. en (b) dat de Messias moest lijden en sterven.
Vandaar dat we erop wezen dat de dood van Christus een offerdood is.
(a) De offers van het OT wijzen heen naar de offerdood van Christus. Het is niet mijn bedoeling de verschillende offers te bespreken, het gaat alleen om het algemene feit dat de draad van een ‘offerdood’ door het hele Oude Testament heen loopt. Het duidelijkst komt het plaatsvervangend karakter van het offer uit in de voorschriften betreffende het Paaslam. Naar deze gebeurtenis verwijst Paulus in Ko5:7 met de woorden: ‘Want ook ons Pascha, Christus, is geslacht’.
Dat de offerdienst onder Israël voor God geen waarde had als het een puur uiterlijke vertoning werd, is waar, maar daarmee is de spraak die er van het offeren van dieren uitging, niet waardeloos.
(b) Een gedeelte dat het duidelijkst de plaatsvervangende dood van de Messias aangeeft is Jes. 53. Daarbij denken we natuurlijk bijzonder aan de uitspraakt: ‘De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem’ (vs5, alsmede aan de woorden: ‘wanneer hij zichzelf ten schuldoffer zal gesteld hebben’ (vs. 10) en: ‘omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood’ (vs12).
In Ps40:7,8 wordt eveneens geprofeteerd over het feit dat de dierenoffers in wezen niet de schuld konden wegnemen, en de woorden: ‘Zie Ik kom om uw wil te doen, mijn God’, houden in dat Hij het offer zou worden dat wel de zonden zou kunnen wegnemen. Dit wordt in Hb10: 1-18 nader uitgewerkt.
Aangekondigd door Christus
In de evangeliën lezen we diverse malen dat Christus zijn dood heeft voorzien en voorzegd. Zijn dood ‘overkwam’ Hem niet zomaar, nee, Hij leefde ‘er naar toe’. Zo lezen we in Jh6:64 dat Jezus van het begin af wist wie Hem zou overleveren (verg.13:11). Hij wist wat over hem komen zou (zie Jh13:1,3; 18:4). Hij sprak over het feit dat de Joden Hem zouden doden (Mt16:21; 17:22,23; 20:17-19;Mk8:31; 9:31; 10:34; Lk9:22,44;18:33)
In de gelijkenis van de landlieden geeft Hij aan dat dezen de zoon van de eigenaar zouden doden, waarmee Hij doelde op zijn eigen dood (Mt21:38; Mk12:8; Lk20:15).
In Mt20:19 wordt aangegeven dat de dood van Jezus Christus door kruisiging zou plaatsvinden. Het kruis van Jezus Christus staat om zo te zeggen, centraal in de Evangeliën.Ook is het van belang om op te merken, dat Hij niet maar gedood zou worden door mensen, maar dat Hij zijn leven zou ‘afleggen’ (Jh10:17,18).
Gepredikt door de apostelen
In het boek de Handelingen wordt vermeld hoe de apostelen hebben getuigd van de kruisdood van Christus. Ze doen dat maar niet terloops, maar leggen juist alle nadruk op dit gegeven. Zie hoe Petrus erover spreekt op de Pinksterdag te Jeruzalem (Hd2:23) en hoe hij in een volgende toespraak aangeeft dat God daarmee de woorden van de profeten vervulde (Hd3:18). In dezelfde lijn predikt Stefanus (Hd7:51-53) en later ook Paulus (Hd13:27-29).
Het ‘moest’
Dat het niet ging om een bijkomende zaak, maar om een noodzaak, blijkt uit uitspraken waarin in verband met het offer van Christus het woord ‘moest’ voorkomt. We treffen dat woord aan in de reeds aangeduide woorden van de Heiland (Mt16:21; Mk8:31; Lk9:22) alsook in Lk24:26,44,46;Jh3:14). Ook Paulus spreekt over deze noodzakelijkheid (zie Hd17:3 en 26:22,23). Het ‘moest’ omdat de Schriften het voorzegd hadden, maar het moest ook omdat het noodzakelijk was voor onze redding. Dat laatste komt naar voren in Hb2:17, maar vooral in vers 10 en 7:27 waar we het woord ‘passen’ vinden. Het behoorde zo te gebeuren, een andere weg was er niet.
Wat houdt het kruis in?
Christus kwam om zondaars te redden (1Tm1:15), hoe kon dat anders dan doordat hun zonden uitgedelgd werden, doordat hun schuld werd betaald? Laten we wel bedenken dat het maar niet de onstuimige haat van mensen was, die Christus de dood indreef, maar dat het Gods weg was dat dit zou gebeuren. In verschillende van de hiervoor aangegeven teksten wordt dat verklaard. Laten we ook bedenken dat Christus op het kruis door God verlaten werd in de drie uren van duisternis!! Bij het kruis deden niet slechts mensen wat, maar deed God wat. Er gebeurde iets tussen God en Christus. Jezus werd daar de zonden-drager en onderging de straf voor onze zonden (Js.53:5). Hij droeg onze zonden op het hout (1Pt2:22-24). Was er een andere weg om het probleem van onze zonden op te lossen? Moest niet aan Gods heiligheid en gerechtigheid voldaan worden?
Dat niet alleen, we hadden ook een zondige natuur, we hadden de zonde-in-ons en daarvoor moest Christus op het kruis tot zonde gemaakt worden om die zonde-macht te oordelen (2Ko5:21).
Dat is ook nog niet alles: het kruis van Christus is tot verheerlijking van God geweest. Wij hadden God onteerd, en verdienden de dood, Christus verheerlijkte God tot in zijn dood toe. Hij heeft ons liefgehad en Zichzelf voor ons overgegeven als een offerande en een slachtoffer, maar dat was tot een lieflijke reuk voor God (Ef5:2). Hij bewerkte om zo te zeggen het eerherstel van God.