Twijfel en twijfel is tweeIn dit artikel gaat het over twijfel, maar niet alle twijfel is gelijk. Er kan sprake zijn van twijfel aan het bestaan van God, aan zijn betrouwbaarheid, aan de waarheid van zijn Woord, e.d. Ik zou dat fundamentele twijfel willen noemen.
Twijfel die Satan wil zaaien in het hart van de mens, ook van de gelovige mens. Het grote voorbeeld daarvan zien we in het optreden van de slang in de hof van Eden. De slang stelt de oprechtheid van God op het spel en de waarheid van zijn Woord. Over deze twijfel gaat dit artikel.
Daarnaast kan bij de gelovige vertwijfeling ontstaan wanneer hij of zij een heel zware weg te gaan heeft. Vragen als: Komt het wel goed? Hoe moet het verder? Of er ontstaat twijfel over bepaalde keuzes die we hebben gemaakt. Was onze keus wel juist? Twijfel aan de eigen uitleg van de Schrift: zie ik het wel goed? De fundamentele twijfel heeft met ongeloof, metzonde te maken, de andere twijfel metzwakheid met het feit dat we slechts een beperkt inzicht hebben. Of met het feit dat ons gevoelsleven de stormen niet goed plaatsen kan. Die tweede soort twijfel kan in bepaalde gevallen heel gezond zijn. Soms zou het wenselijk zijn als we eens wat meer twijfelden aan ons eigen gelijk, aan de juistheid van ons inzicht e.d. Over die twijfel gaat dit artikel dus niet. Het gaat om de twijfel waarbij de fundamenten van het christelijk geloof in het geding zijn.
Meneer Twijfel aan onze deur
Die twijfel kan bedoeld zijn in de uitspraak: ’Wie nooit twijfelt, heeft nooit echt geloofd’ of iets van gelijke strekking. Nu zullen we allemaal wel moeten erkennen dat in bepaalde situaties dit soort twijfel wel eens bij ons de kop opsteekt, maar dat wil niet zeggen dat deze twijfel bij het geloof hoort. Integendeel, we lezen van Abraham dat hij niet twijfelde aan de beloften van God vanwege het ongeloof (Rm 4:20). Deze twijfel is een vorm van ongeloof en zo moeten we hem niet alleen beschouwen, maar ook behandelen. Als meneer Twijfel bij ons aan de deur klopt, moeten we niet zeggen “Ah, komt u erin, ga op de bank zitten en maak het u gemakkelijk’. Evenmin: ‘Komt u binnen, meneer, laten we eens om de tafel gaan zitten en vertelt u dan maar wat u op het hart heeft’. Nee, we moeten – al lijkt dat heel onbeleefd – de deur voor zijn neus dichtsmijten: ‘Wegwezen!’. (Dit betekent niet dat we een ander die twijfelt afwijzen en geen herderlijke zorg aan hem besteden!)
Nu komt meneer Twijfel niet zo in persoon bij ons aan de deur, maar hij komt wel op ons af door berichten die we lezen in de krant, of door een uitzending via radio of TV. Op school kan hij de klas binnenstappen door een toespraak van een godsdienstleraar of door boeken die je moet lezen. Dan hebben we deze profeet van het ongeloof, radicaal de deur te wijzen.
De onmacht van de twijfel
We moeten bedenken dat de twijfel onmachtig is en dat in tweeërlei zin. In de eerste plaats is hij in zichzelf onmachtig om iets goeds te bewerken. Dat ‘in zichzelf’ moet er wel bij, want als we hem toch binnenlaten kan God ons door een heel nare ervaring soms een les leren, maar die les is dan niet door de twijfel bewerkt. We hebben er in dat geval mee te maken dat God met een kromme stok een rechte slag kan slaan. Twijfel in zichzelf is echter ‘onmachtig tot enig goed werk’. Geloof is een kracht. Geloof kan ons machtige daden doen verrichten. We lezen daarvan in Hb11, het hoofdstuk van de geloofsgetuigen. Dat geloof is geen privilege van de daar genoemde personen, nee, dat geloof wil God ons ook geven en daardoor kunnen we daden doen die tot eer zijn van Hem.
In de tweede plaats is het geloof onmachtig – en dat is erg gelukkig – om ons van God af te trekken. Ook als we de twijfel hebben laten binnenkomen, betekent dat niet dat God ons nu aan de kant zet. Nee, in Rm8:38 staat dat niets ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is. Gelukkig maar dat de twijfel in dat opzicht onmachtig is om de gelovige in het verderf te storten.
Dat wil echter niet zeggen dat het toegeven aan de twijfel niet tot onze praktische schade is.
Zacharia en Maria
In Lk1 worden ons twee mensen voorgesteld die schijnbaar allebei twijfelen. Daar is Zacharia, die te horen krijgt dat zijn vrouw Elizabeth op haar hoge leeftijd nog een kind zal krijgen. Zijn reactie op de boodschap van Gabriël is: ‘Waaraan zal ik dit weten? Want ik ben oud en mijn vrouw is op hoge leeftijd gekomen?’. Dat was een ongelovige vraag! Hij twijfelde aan Gods woord door ongeloof. Gabriël zegt dat met de woorden: ‘Ik ben Gabriël die voor God sta en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen. Daarop kondigt hij deze priester aan dat hij stom zal zijn tot aan de geboorte van het kind ‘omdat u mijn woorden niet hebt geloofd’.
Gabriël komt ook met een boodschap bij Maria. Die boodschap gaat eveneens over de geboorte van een kind, ja, van Het KInd, te weten de Heer Jezus Christus. Ook Maria stelt een vraag. Schijnbaar lijkt ze de boodschap niet te geloven, maar dat is niet zo. Ze vraagt namelijk niet om een teken, maar ze vraagt naar de wijze waarop dit woord van God vervuld zal worden. Haar vraag is niet een ongelovige vraag, maar een informatieve. Haar reinheid is hierbij in het geding. Zij krijgt dan ook te horen dat de Heilige Geest haar zal overschaduwen. En haar reactie op de ontvouwing van het geheim door Gabriël` is schitterend mooi: ‘Moge met mij gebeuren naar uw woord’. Wat de mensen ook zouden mogen zeggen, Maria laat dat voor wat het is en geeft zich over in de hand van God.
Jezus, de Zoon van God
Er staan op dit ogenblik in de christenheid twee zaken onder bijzonder grote druk, te weten het scheppingsbericht van Gn1 en het bericht van de geboorte van Jezus Christus als de Zoon van God, die Mens werd op aarde Het eerste bericht vervangt men door de evolutie-theorie. Het tweede wordt ook ontluistert en wel doordat men Jezus slechts ziet als een verheven persoon, een god-mens hier op aarde, maar Hem niet aanvaardt als de Zoon van God, dat wil zeggen als Degene die God is wat zijn wezen betreft. Daarom hebben we het zo nodig op het gevaar van de twijfel gewezen te worden. Daarom hebben we ter afschrikking het voorbeeld van Zacharia nodig: Hij moest zijn twijfel die stoelde op ongeloof, bekopen met stomheid. Daarom hebben we het voorbeeld van Maria nodig ter navolging: onvoorwaardelijk aanvaarden wat God zegt!. Dat leidt tot geluk en zegen.