449 jrg 142, 10-1999 De eerstgeborene van het onreine vee

Leviticus 27:27 – Onlangs belde een trouwe Bodelezer mij op en vroeg wat er met de eerstgeborenen van de onreine dieren moest gebeuren. Hij had wel gevonden dat de eerstgeborenen van de reine dieren aan de Heer moesten worden gewijd als offer, hij wist ook dat elke eerstgeboren ezelshengst met een stuk rein kleinvee gelost moest worden. Maar welke regel gold er voor de eerstgeborenen van de onreine dieren?

De eerstgeborenen komen de Heer toe

In Lv27:27 vinden we het antwoord op bovengenoemde vraag, maar eerst iets over vers 26. Dat vers vermeldt dat de eerstgeborenen van het reine vee de Here gewijd moesten worden. Dat hield in dat het bloed op het altaar gesprengd werd en het vet op het altaar werd gerookt tot een lieflijke reuk voor de Heer. Dat spreekt ervan dat God aan Israël zegen gaf en dat de Israëliet moest erkennen dat deze zegen van God kwam. Meer nog: alles was van God en de Israëliet gaf het de Heer niet als een welwillend geschenk van zijn kant, maar als een erkenning van Gods rechten op alles wat hij bezat. Dat gold niet alleen voor het vee, maar ook voor de opbrengst van het land: de eerstelingen kwamen God toe. Voor de mannelijke eerstgeborenen van de mens gold hetzelfde, met dien verstande dat ze ‘gelost’ moesten worden.

In Nm3 lezen we dat God bij de telling van het volk destijds alle Levieten als losprijs voor de eerstgeborenen onder Israël opgeëist heeft, zie vers 11-13 en 40-51. Het aantal eerstgeborenen onder de Israëlieten dat het aantal Levieten te boven ging (273 in getal) moest met geld losgekocht worden. Kortom, Israël moest erkennen dat het met al zijn hebben en houden het eigendom van de Heer was en dat alle zegen van Hem kwam.

Daar zit voor ons de les in dat wij als nieuwtestamentisch volk van God met alles wat we hebben en zijn, God toebehoren en dat Hij recht op onze toewijding heeft

De Israëliet werd niet vergeten

Het eerstgeboren dier werd niet in zijn geheel geofferd zoals dat was bij het vrijwillig gebrachte brandoffer. Nee, God schonk het vlees van het dier aan de eigenaar. Hij mocht dat vlees eten. Dat gold zelfs ook van de beweegborst die voor de Heer bewogen werd en zo aan Hem werd opgedragen en eveneens van de rechterschenkel.. Wat was de Heer toch goed voor zijn volk!

Gelost met geld

In Lv27:27 gaat het om de eerstgeborene van het onreinevee. Zo’n eersteling kon niet als offerdier dienst doen. Maar ook moest het niet zoals het ezelsveulen gedood worden. Vers 27 zegt ervan dat het met geld moest worden losgekocht en dat aan de geschatte waarde een vijfde deel moest worden toegevoegd. Het geld moest dan aan de Here gewijd en voor de tempeldienst gebruikt worden.

We lezen in het Nieuwe Testament dat wij gelost zijn niet met goud of zilver, maar door het kostbare bloed van de Heer Jezus. De gedachte aan eenlosprijs wordt daarbij toch wel naar voren gebracht. Niet wij hebben die losprijs opgebracht, onze Heiland heeft dat gedaan en wat een hoge losprijs bracht Hij!

Terug naar de ezel

Maar dan nog even het geval met de eerstgeboren ezelshengst. Dat neemt een aparte plaats in. Elk eerste ezelsveulen moest gelost worden met een rein stuk kleinvee. Dit stuk kleinvee werd de Here gewijd en dus gedood. Het ezelsveulen mocht dan in leven blijven. Werd het ezelsveulen echter niet gelost, dan moest het de nek worden gebroken, zie Ex13:11-16. Werd het veulen wel gelost dan stierf ’een ander’ in zijn plaats. In het geval van een eerstgeboren ezelshengst was lossen door een geldbedrag er dus niet bij!. Dit is een prachtig beeld van de onreine zondaar die de last van de zonde draagt en de dood verdiend heeft. Wij, verloste zondaren, konden niet door materiële zaken losgekocht worden, maar alleen door de dood van , onze Heiland Jezus Christus. Die prijs was nodig! Wat een reden om Hem te danken en ons leven Hem te wijden.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies