Het is triest om te zeggen, maar het is helaas een waarheid als een koe, dat geen onbekeerd mens werkelijk vrij is. Sterker nog: hij is een slaaf. Geen slaaf van mensen, maar slaaf van een macht die hem in de greep heeft. De Bijbel zegt het zo: ‘ieder die de zonde doet is een slaaf van de zonde’ (Jh8:34), en durft iemand te beweren dat hij geen zonde doet, dat hij nooit iets denkt, zegt of doet wat verkeerd is? De kwalificatie dat we slaven van de zonde zijn, is dus waarheidsgetrouw. Somber gepraat? Ja, maar wel reëel. Gelukkig zit er echter een andere kant aan de medaille en wel dat er vrijheid te verkrijgen is. Maar eerst iets meer over de zonde.
Vrij van de zonde
De Bijbel spreekt op twee manieren over de zonde: (a) over de zondemacht in de mens, dat is over zijn zondige natuur en (b) over de zonde als daad Vaak is het beeld gebruikt van een wilde boom. Die wilde boom is wild van aard en hij brengt wilde vruchten voort. Zo is ieder mens zondig van aard en hij doet zondige daden, zonden.
Om bevrijd te kunnen worden moet er dus een oplossing zijn voor het probleem van onze zondige aard en voor het probleem van onze zondeschuld, die we door onze zondige daden op ons hebben geladen.
Het is een geweldig feit dat het werk van onze Heer Jezus Christus de oplossing biedt voor deze beide zaken. Ik begin met de verlossing van onze zondenlast omdat dat het gemakkelijkst te begrijpen is. De oplossing vinden we in 1Pt2:21. We lezen daar: ‘Hij die geen zondegedaan en geen bedrog werd in zijn mond gevonden, die als Hij uitgescholden werd, niet terugschold, als Hij leed niet dreigde, maar Zich overgaf aan Hem die rechtvaardig oordeelt; die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout opdat wij voor de zondenafgestorven voor de gerechtigheidleven zouden.
Heel wat schriftplaatsen zouden er aan toe te voegen zijn die spreken over het feit dat Christus gestorven is voor onze zonden, dat we door het geloof in Hem verlost zijn van onze verkeerde daden, dat onze zonden afgewassen zijn, enz.. We laten die echter rusten en beperken ons tot bovenstaande kerntekst. Een tekst die we eigenlijk uit ons hoofd zouden moeten kennen!
Vrij van de zondemacht
Ten aanzien van de zondemacht die ons gevangen hield, heeft Christus de weg tot vrijheid geopend door het oordeel over die macht te ondergaan. 2Ko5:21 zegt dat zo: ‘Hem die geen zonde (-macht in Zich) gekend heeft, heeft Hij tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem’.
Door enkele woorden cursief te drukken komt het onderscheid tussen deze beide verzen goed uit. In 2Pt1:21 gaat het (a)om zonden, om doen en om voor de gerechtigheid leven. In 2Ko5:21 wordt gesproken over (b) zonde, kennen en gerechtigheid zijn.
Laten we deze beide teksten nog eens rustig voor onszelf lezen om de inhoud ervan tot ons te laten doordringen, waarbij we goed op het drievoudige verschil moeten letten.
Door het werk van Christus is dus de zondemacht geoordeeld (Rm8:3) en de zondeschuld weggedaan, vergeven. We zijn wat het totale probleem van de zonde betreft, volkomen in de vrijheid gesteld. Hoe geweldig is het werk van de Heer Jezus! Wat heeft Hij voor onze verlossing veel willen doen!
Het is voor lezers van de Bode haast wel overbodig te zeggen dat deze vrijheid, deze verlossing alleen realiteit wordt voor hen die zich tot God bekeren en geloven in Jezus Christus.
Mooi gezegd, maar nou de praktijk
Iemand zou kunnen opmerken dat het mooi gezegd is, maar niet zo werkt in de praktijk, want we kunnen na onze bekering beslist nog wel zondigen en de zondemacht in ons bemerken we echt nog wel. Dat is ook zo, maar we moeten eerst onszelf leren beschouwen zoals God ons principieelziet, voordat we ons bezig houden met het probleem van de praktijk. Welnu, God ziet ons niet meer als zondaars. Rm5:8 zegt dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Wij, gelovigen, zijn dus geen zondaars meer.
Toch kunnen we nog zondigen, maar we behoeven dat niet noodgedwongen te doen zoals dat voor onze bekering wel het geval was. De apostel Johannes zegt er dit van:
‘Ik schrijf u deze dingen opdat u niet zondigt. En als iemand zondigt, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige, en Hij is het zoenoffer voor onze zonden en niet voor onze zonden alleen, maar ook voor de hele wereld’.
Als we als gelovigen zondigen dan worden we niet weer doemwaardige zondaars, maar we zijn te vergelijken met kinderen die verkeerd doen en daardoor de goede verhouding met hun ouders verstoren. Die verhouding moet weer hersteld worden en dat gebeurt als ze hun kwaad belijden, want dan vergeven de ouders hun kind. Zo doet onze hemelse Vader ook als wij, zijn kinderen, met belijdenis van onze zonden naar Hem toegaan (zie 1Jh1: 7,9). Het gaat dan niet om de vergeving voor de eeuwigheid, want die is ons eens voor altijd geschonken (Ef1:7; Ko1:14), maar om de vergeving met het oog op het herstel van de verstoorde verhouding met de Vader. Wat de eeuwigheid betreft zijn we vrij van de zondelasl en de zondeschuld.
Zonden die wij na onze bekering bedrijven, doen niets af aan ons hemels behoud, maar als we ze niet belijden krijgen we te maken met Gods tuchtiging in dit aardse leven en ze kunnen aan onze belonin afdoen. Ook neemt de Heer de gevolgen van de zonde niet altijd weg. Als we met een dronken kop tegen een boom knallen en invalide worden, wil God ons ons gedrag vergeven, maar we hebben niet de garantie dat Hij de invaliditeit wegneemt. Om maar niet te spreken over de mogelijkheid dat we door zondig gedrag anderen blijvend leed berokkenen. Kinderen van de Vader zondigen dus niet goedkoop.
Maar de zondemacht dan?
Voor de zondemacht geldt ongeveer hetzelfde als voor de zonden. Die zondemacht is principieel te niet gedaan, maar we merken die macht nog wel. We hebben noghet vleesin ons. Dat hoeft ons niet te verontrusten, maar moet ons wel leren waakzaam te zijn om aan de begeerte van het vlees geen gehoor te geven. We moeten ons voor de zonde, principieel dood of gestorven rekenen. In de doop hebben we dat als het ware beleden.
Iemand heeft onze houding ten opzichte van de zonde-in-ons eens als volgt beschreven:
(a) We zijn nu al bevrijd van het oordeel over de zonde.
(b) We zijn in principe verlost van de macht van de zonde.
(c) Als we ontslapen, worden we verlost van de inwoning van de zonde.
Kort en goed: we zijn bevrijd van de dwingeland die zonde heet. Wel een reden om God te danken!