1-Samuël 1:12
VALSE BESCHULDIGINGEN … ONTERECHTE BEOORDELINGEN
Op onze wandeling door het eerste boek van Samuël komen we al gauw de persoon van Eli tegen en het zal niet bij deze ene ontmoeting blijven. Eli is de hogepriester in die tijd en hij is erg oud.Dat brengt de nodige beperkingen met zich mee ern het is dus wel te begrijpen dat hij op een stoel bij de ingang van het huis van de Heer zit.
Toch krijgen we de indruk van hem dat hij niet zo’n geweldig krachtdadige figuur is. De opvoeding van zijn zonen – en dat begon uiteraard jaren terug – getuigt namelijk niet van een krachtdadig en vastberaden optreden. Karaktiseert het zitten op een stoel hem misschien al langer dan alleen in de tijd van zijn ouderdom? Of maak ik me nu zelf schuldig aan het geven van een onterechte beoordeling…?
In de Bijbel komen we wel een paar gevallen tegen van echte valse beschuldigin (1Ko21:1-16). En niet te vergeten de twee valse getuigen die het Sanhedrin laat optreden in het proces tegen onze Heiland, Jezus Christus (Mt26:59,60). Maar, nee, zo gemeen was Eli niet.
Komt onder ons niet voor…
Dus besloot ik de term ‘valse beschuldiging’ uit de titel weg te laten, ook al omdat volgens mij zoiets ‘onder ons’ niet voorkwam. Maar… terwijl ik daarover nadacht herinnerde ik me plotseling dat er zich wel eens een geval van een echte valse beschuldiging had voorgedaan. Gelukkig is dat in later tijd hersteld, maar het kwaad had onderwijl zijn werk wel gedaan en voor verdeeldheid onder gelovigen gezorgd. Maar laten we dit onverkrikkelijke onderwerp verder maar laten rusten, het gaat ook maar om één geval dat ik ken. Laten we overgaan naar de ‘onterechte beoordelingen’.
Onterechte beoordelingen
Dit is ook geen verkwikkelijk onderwerp, dat niet, maar we hebben er wel terdege mee te maken en dus is het goed er dieper op in te gaan. Eli meent dat Hanna dronken is. Daar zit toch wel het karakter in van een beschuldiging al ontbreekt de opzet bij Eli om de situatie te verdraaien. Hoe kwam hij er dan toe haar dronkenschap toe te dichten? Wel, Hanna bad niet hardop zoals dat kennelijk de gewoonte was onder de Joden, maar ze prevelde de woorden van haar gelofte. Eli had daarop zijn oordeel klaar: ze moest wel dronken zijn, en hij gebied haar haar roes ergens uit te slapen. Dat woord zal eventjes hard aangekomen zijn bij Hanna!! Waarom vraagt deze leidsman niet eventjes wat er met haar aan de hand is omdat ze van de gewoonte afwijkt? Maar, daarvoor neemt hij niet de moeite. Wat Hanna doet, gaat tegen de gewoonte in en dus moet ze wel dronken zijn met haar geprevel.
Een man als de koning van Israël (Joram?) heeft zijn oordeel ook direct klaar als de koning van Syrië zijn legeroverste Naäman naar hem toestuurt om hem van zijn melaatsheid te genezen. In vertrwijfeling roept hij uit: ‘Voorzeker, let op, ziet: hij zoekt een voorwendsel tegen mij’ ( 2Ko5:7). Kenhnelijk bedoelt Joram een voorwendsel om oorlog te voeren. Waarom niet even nader geïnformeerd bij Naäman waarom hij naar Israël kwam, dan had de generaal hem uit de droom kunnen helpen. Maar, nee, hier speelt achterdocht een rol en Joram heeft zijn oordeel klaar.
Laten we echter Eli en ook Joram niet te hard vallen want wat zij deden, doen wij precies zo.Tientallen voorbeelden zouden te noemen zijn. Moet ik er een paar noemen? Een leraar in ons middenvindt de uitdrukking ‘een onsterflijke ziel’ een heidense gedachte. Prompt wordt zijn mening verbreid en op een conferentie wordt gezegd dat deze leraar de zielsvernietging leert. Dat doet onze broeder echter niet, hij gelooft dat de mens zijn dood ‘overleeft” en na de dood op de een of andere wijze voortbestaat. Of je nu met deze gedachte wat opschiet, betwijfel ik, maar dat is de vraag niet. De kwestei is dat deze broeder iets in de schoenen wordt geschoven wat hij niet leert. Een vergadering ontvangt gelovigen uit andere groeperingen aan het avondmaal prompt worden de gelovigen daar beschuldigd van ‘open’ beginseleln. De betreffende vergadering laat deze gelovigen achter niet zo maar toe, er wordt wel terdege een gesprek met hen gevoerd.
Dit zijn een paar voorbeelden op ‘vergaderingsniveau’, maar laten we onszelf eens onder de loep nemen. Hoe gemakkelijk hebben wij ons oordeel klaar, zonder dat we nagaan of ons oordeel wel juist is. ‘Ze doet het hierom’ zeggen we of ‘Bij hem zal er dat wel achter zitten’ . Doen u en ik daar soms ook niet aan mee? En later moeten we onze woorden terugnemen…. als we dat tenminste al doen! In zo’n geval oordelen we over iemands motieven en dat is nu juist wat de here Jezus veroordeelt met de woorden: ‘Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld’ ( Mt7:1). Kortom laten we niet oordelen over zaken die we niet goed onderzocht hebben en laten we niet oordelen over iemands motieven als die niet duidelijk aan het licht zijn gekomen. Van Eli kunnen we leren hoe het niet moet. En laten we een wacht voor onze lippen zetten.